Ik heb altijd een eigenaardig gevoel op de nieuwjaarsmorgen:
alles is zo mooi en zo pril.
Zeker, op de straten is het één grote troep
-excuseer de uitdrukking-
maar toch: alles is nieuw:
zou het dit jaar anders worden op de aarde
en staat er niet geschreven:
ZIE IK MAAK ALLES NIEUW.
Een beetje argeloos lopen wij zo
met die idee het nieuwe jaar in.
Net als de herders waar het evangelie over vertelt.
die de blijde boodschap van de vrede op aarde
rond een kind dat ze hebben mogen zien, gaan vertellen.
Zij waren argeloos maar hebben iets goeds gezien:
een nieuw begin van Godswege dat gemaakt is.
Een nieuw begin met de zijnen,
met zijn oude getrouwden in Israël.
De evangelist Lucas is de enige
die ons vele verhalen vertelt
over Jezus als trouwe zoon van het oude Israël.
Hij vertelt ons als enige
dat Jezus op de achtste dag,
de oktaafdag van kerstmis
-en dat is het vandaag- besneden is.
Een feit waar wij als christenen
nooit goed raad mee geweten hebben.
Daarom veranderde men de naam van het feest
van besnijdenis des Heren in
'feest van de zoete naam'
later: dag van de vrede
en weer later: dag ter ere van het moederschap van Maria.
Men heeft kennelijk
nooit goed raad geweten met Jezus' opname in het joodse volk
waar de besnijdenis het teken van was
en daarom is die maar gauw weggemoffeld.
Maar gelukkig:
het oude evangelie van het feest van 's Heren besnijdenis
is gebleven en daarin horen we dat Jezus wordt besneden
op de achtste dag.
Het is heel zinvol om op 1 januari te vieren dat Jezus
een trouw zoon van de Wet wilde zijn.
Voor vele christenen is het besnijdenisritueel
(de inkerving van het mannelijk lid van een baby)
dat daarbij hoort een onherkenbaar ritueel.
Zo'n inkerving zonder inspraak van de betrokkene
lijkt niet meer van deze tijd.
In onze tijd verkondigen wij immers
de vrijheid van godsdienst voor iedereen.
Terecht. Maar je kunt het ook anders zien.
Een mens kan het behoren tot een geloofsgemeenschap
gaan ontdekken als een uitverkiezing,
iets wat hem overkomt van buitenaf naar ons toe,
een gebaar van God naar ons toe:
een nieuwe levensopdracht.
De mens die staan wil in het verbond
met de God van Abraham, Isaak en Jakob
zal getekend moeten worden -volgens de wet van Mozes-
met het teken van de besnijdenis
op de plaats die met de voortplanting te maken heeft.
Het gaat niet alleen om die kleine markering van
een menselijk orgaan
maar het gaat daarbij om heel de mens,
ook de oren, de lippen en het hart zullen
-zeggen de profeten en Paulus spreekt hen na-
besneden moeten worden in geestelijke zin.
Het verbond kent geen splijting van de mens
in een hoger en een lager deel. Heel de mens is van God.
Lucas vertelt ons nog meer verhalen
over Jezus' intrede in het volk van God.
Naast de 8e dag waar het vandaag over gaat
spreekt hij ook over de 40e dag,
de dag waarop Jezus aan de Heer wordt voorgesteld in de tempel.
En ook vertelt hij hoe Jezus op 12-jarige leeftijd
met zijn ouders naar Jeruzalem gaat en daar zijn discussie voert met de rabbijnen.
Een verhaal waar wij vroeger nooit goed weg mee wisten
omdat het toen nog niet duidelijk was waarom Jezus als 12 jarige in de tempel was.
Hij was daar om gevormd te worden als het ware,
bij de joden heet dat BAR MITZWAH te worden, zoon van de wet.
Lucas leert ons deze dingen.
Niet om roerende details te vertellen over de kleine Jezus
maar om ons te vertellen wie Jezus wil zijn voor zijn volk:
-Hij wil een trouw zoon van zijn volk zijn
-Hij wil zich onderwerpen -als alle andere joodse jongens-
aan het juk van de wet
-Hij wil zijn opdrachten horen en daarna gaan doen.
De eerste schriftlezing van vandaag was uit het boek Numeri,
ook wel 'in de woestijn genoemd.
Daarin klonk een prachtige zegenspreuk.
Een opklimmende reeks van drie zegeningen.
In het ziekenhuis vroeg een mevrouw mij:
'kunt u mij de zegen geven maar dan niet zo'n korte
maar die mooie, die lange, die van Aäron. En ze bedoelde deze.
De naam van God, de Enige, IK ZAL BIJ U ZIJN klinkt al in de aanhef.
Israëls heilige is in alle zegenspreuken aanwezig.
Bij die God zijn wij veilig:
van die God zeggen we:
Moge de Heer u zegenen en behoeden.
Zegenen en behoeden: dat wil Hij,
zijn mensen beschermen en bewaren,
daarvan getuigt heel de schrift.
De tweede regel luidt:
Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden
en u genadig zijn:
de gelovige mag zich aanvaard weten,
hij mag zich koesteren in de zon van Gods genade.
En de laatste zegenspreuk gaat over onze gezamenlijke toekomstdroom:
Moge de Heer zijn gelaat naar u toekeren
U ZIJN VREDE SCHENKEN !
Zijn vrede, de Sjalom,
de vrede waar wij allen zo hartstochtelijk naar verlangen
en om smeken
en- als het goed is- onze eigen bijdrage aan leveren.
Jezus zelf heeft die zegen vaak gehoord.
Bij zijn besnijdenis is die zegen over Hem uitgeroepen.
Hij is, gezegend en al, op weg gegaan.
Hij is op eigen benen zelf die weg gegaan
van trouw aan God en de mensen
en heeft iets van die God uitgestraald naar ons toe.
Hij is de aanvoerder van allen
die op weg willen gaan met God
en die Hem willen dienen en aanbidden.
Hij zal niet welkom zijn in onze menselijke maatschappij
met al haar harde ordeningen.
Hij zal veroordeeld worden: zogenaamd om zijn wilde actie
maar het ging het om iets anders.
Het ging om die kennelijk voor anderen hinderlijke
in de ogen van velen onuitstaanbare trouw
aan de Wet van Mozes:
Gods programma van Sjalom en Gerechtigheid
tot het uiterste toe.
Zijn keuze was er een voor solidariteit met de armen en de weerloze;
zijn verkondiging was een kritische verkondiging aan het adres van de rijken,
zijn manier van leven was een aanklacht
tegen alles wat zich breed maakt ten koste van anderen.
Voor al zijn volgelingen geldt
-wat het teken van de besnijdenis ons symbolisch wil aanduiden-
het leven is meer dan de gewone menselijke voortplanting alleen;
in de trant van vader en zoon en dat gaat maar door.
Er zal iedere dag weer -als het goed is-
een nieuw begin gemaakt moeten worden
door de individuele mens die door God geroepen wordt
zijn bijdrage te leveren aan Gods nieuwe wereld
waar ZIJN ECHTE SJALOOM zal wonen.
God sterke ons om dat nieuwe begin te maken,
iedere dag opnieuw. AMEN.