Inleiding
Vandaag viert de Kerk de gedachtenis van de heilige Lucas, de evangelist uit wiens evangelie hier in het koorgebed van de zusters en van alle monniken en monialen het allermeest geciteerd wordt. In zijn evangelie vinden wij de aanhef van het Gloria, het hele Magnificat, het Benedictus, de lofzang van Simeon. Het zijn gebeden, God wordt erin aangesproken, God wordt erin gevierd, niet de mens en ook dat is eigen aan Lucas' evangelie: de aandacht voor het gebed. Hij alleen vermeldt dat Jezus in gebed was, toen Hij zijn leerlingen de vraag stelde over zijn identiteit: "Wie zeggen de mensen dat Ik ben?" ... "Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?" (Lc 9,17.18.20; vgl. Mt 16,13-16; Mc 8,27-30). Tegen de achtergrond van de heidense wereld waaruit hij kwam, valt Lucas het meest Jezus' barmhartigheid op, de menslievendheid van God. Gods liefde voor de zondaar, maar ook voor de vrouwen. Hij is de meest vrouwvriendelijke evangelist, bovenal voor de vrouw Maria. Volgens de legende was hij de eerste Madonnaschilder. In elk geval vinden wij bij geen van de evangelisten zoveel over Maria als bij Lucas. Gebed en aandacht voor Gods barmhartigheid in Jezus vinden wij bijeen in het alleen door hem vermelde gebed van de goede moordenaar: "Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt" (Lc 23,42). Waarop Jezus sprak tot hem: "Vandaag nog zult ge met Mij zijn in het paradijs" (Lc 23,43).
Samen met de goede moordenaar, met de verloren zoon, met de tollenaar achter in de tempel, met de uitgeschudde reiziger langs de weg, waarvan de barmhartige Samaritaan de naaste is, - allen alleen in het evangelie van Lucas voorkomend, - vormen wij samen zoveel als een geestelijk proletariaat. Wij zijn nu de naasten van onze barmhartige Samaritaan Jezus, vol vertrouwen onze schuld bekennend, teneinde deze eucharistie goed te kunnen vieren.
Homilie
Lucas heet de eerste Madonna schilder te zijn, de eerste die een portret zou geschilderd hebben van Maria. Dat mag dan op een legende berusten, maar wat zeker wel waar is, is dat hij een geestelijk portret van Maria heeft geschilderd. Hij heeft haar ragfijn uitgetekend. En hoe heeft hij haar uitgetekend, hoe heeft hij haar gezien? Hij heeft haar gezien als degene die luistert. Hij heeft Maria getekend als de eerste leerling van Jezus die uitmuntte door haar luisterhouding. In de ontmoeting met Gabriël is zij een en al luisteren. Gabriël, het woord van God sprekend, is aan het woord van het begin tot het einde en Maria zegt niets, zij luistert. Ze heeft geen eigen inbreng, geen eigen woord. De engel spreekt, zij luistert. Zij neemt op met haar hart. Zij laat het woord van God mens worden in zichzelf, door het op te nemen in haar hart. Eén keer stelt zij een vraag: "Hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken?" (Lc 1,34). Dat is geen eigen inbreng, maar een vraag, opdat God Zich nog meer kan openbaren. En aan het einde spreekt ze haar jawoord. Dat mag ze van God zeggen.
God vraagt het jawoord van Maria. Hij beveelt niet op de manier zoals de dictators van die tijd absolute gehoorzaamheid vroegen, zonder dat het volk zelfs maar een teken van instemming mocht geven. Nee, ze mag 'ja' of 'nee' zeggen, en ze zegt: ja. Op wat voor manier geeft zij haar jawoord? Ze zegt: "Zie de dienstmaagd des Heren" (Lc 1,38). Ik ben één en al 'ja'. Daaruit volgt dan dat ik ook gehoorzaam ben aan U. Ik ben één en al luisteren en ik zal doen wat ik beluisterd heb: "Mij geschiede naar Uw woord" (Lc 1,38). Met dit gebeuren schept God in Maria het beeld van de mens. Wat is de mens? De mens is een luisteraar, luisteren naar het woord van God. Mens zijn is ontvankelijk zijn zoals Maria. Jezus heeft de mens toch ook zalig geprezen: "Zalig zij die naar het woord van God luisteren (aannemen) en het onderhouden" (Lc 11,28).
Luisteren wordt hier door Lucas gekenmerkt als de hoogste vorm van activiteit van de mens. Passiviteit als zijn hoogste activiteit, want in het luisteren laat hij het woord van God geschieden, speelt hij in op de creativiteit van God, van Gods woord. Trouwens, creativiteit bij de mens is ook altijd passiviteit. Als een mens écht creatief is, dan geschiedt het kunstwerk onder zijn handen. Het is er voordat hij het weet. Het gebeurt in hem. Het overkomt hem, zegt men dan.
Het eerste wat Jezus de mensen leert, voordat Hij iets zegt, is: luisteren. In de parabel van het zaad tekent Jezus de mens als een wezen dat pas vruchtbaar kan worden, creatief, door het woord van God in zich op te nemen, zoals het zaad in de akker. In de akker van zijn hart moet hij het zaad van het woord van God laten vallen en zo vrucht laten voortbrengen. Uit de wijze waarop Lucas deze parabel weergeeft, blijkt weer dat hij Maria ziet als de ideale leerling, want u weet dat Jezus de parabel besluit met: "Het zaad dat in de goede aarde valt zijn zij - en nu komt de versie van Lucas - die het woord dat zij hoorden in een goed en edel hart bewaren en vrucht voortbrengen door hun standvastigheid" (Lc 8,15). Lucas moet daarbij aan Maria gedacht hebben, want hij vermeldt tot tweemaal toe uitdrukkelijk dat Maria de woorden en datgene wat er gebeurde bewaarde in haar hart en het bij zichzelf overwoog (Lc 2,19 en 2,51). Het staat er van de woorden die de herders hadden vernomen van de engelen. De engel had gezegd: "Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren Kind vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe" (Lc 2,11.12). Die twee woorden: Christus de Heer (=God) en liggend in een kribbe, God en Mens, bewaarde Maria in haar hart. Daar zou ze het een heel leven lang mee moeten en kunnen doen. Maar ook die andere gebeurtenis bewaarde Maria in haar hart, de gebeurtenis van het zoeken naar hun Kind: "Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?" (Lc 2,49) Hun Kind, verloren en teruggevonden, met dat woord als besluit: in het huis van mijn Vader, zíjn Vader. Ook daar heeft Maria het haar hele leven mee kunnen doen. Ook dat allerlaatste moment als zij haar Kind opnieuw zou verliezen in de duisternis van de dood en terug zou vinden in het huis van zijn Vader.
Het zijn woorden en gebeurtenissen die een mens, omdat het gebeurtenissen en woorden van God zijn, niet kan begrijpen uit zichzelf, ook al is zijn hart nog zo goed en edel; daarvoor moet het hart voor God ontvankelijk worden gemaakt, luisterbereid gemaakt worden. Dat gebeurt door de heilige Geest. "Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?" ... "De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God" (Lc 34,35).
Het is dus het werk van de heilige Geest, dat wij het woord van God inderdaad kunnen opnemen in ons hart en daar vrucht kunnen laten dragen, ondanks dat wij het met ons verstand niet begrijpen. Dat is echter voor iedereen ook weer anders, want het woord van God is een woord van liefde en dat kan niet anders dan concreet en persoonlijk zijn. Liefde heb je niet voor de mensheid, maar liefde heb je voor deze en voor die.
Dat is wat er dan ook gebeurt in iedere heilige eucharistie. Vóór de consecratie, - en na de consecratie gebeurt dat nog een keer, - wordt de heilige Geest aangeroepen over de vierende gelovigen, dat hun hart ontvankelijk mag worden gemaakt om het woord van God zó in zich op te nemen, dat het voor hen persoonlijk een woord wordt, waarin hun menszijn wordt veranderd in een kind van God.