Wanneer denk ik aan de dood?  Bij zware ziekte?  Bij een ongeval, waarbij ik zelf slachtoffer had kunnen zijn?
Wanneer ik de krant doorblader en aandachtig de necrologie overloop, speurend naar de leeftijd van de afgestorvenen. 
Zodra een mens geboren wordt, is hij oud genoeg om te sterven.
De vader van de Gentse bisschop Mgr. Van Looy stierf in zijn honderdste levensjaar.
In diezelfde periode stierf Wendy, een jonge bewoonster uit Caritas/Melle.
Ik denk aan de dood, wanneer een overlijdensbericht mij bereikt en zeker wanneer ik een uitvaart bijwoon.
Daar ben ik vaak getroffen door de rust bij het begin van de dienst.  Op zich al een bezinning.
Toch ben ik nu en dan geërgerd wanneer schreeuwerige muziek de kerk bijna doet instorten.
Wat gaat er om in het hoofd van de aanwezigen?
Irene zei dat wanneer zij in een volle kerk zit, bij haar de gedachte opkomt: “Al wie hier zit moet eens sterven.  Ik ben een van deze.”
De dood, kleine voorvallen doen je soms aan haar denken.  Monumenten in een stad, straatnamen van gekende en minder gekende persoonlijkheden, ze wijzen naar mensen die hier eens waren en er nu niet meer zijn.
Wandelend vallen je ogen op een kruis langs de weg, opgericht voor een slachtoffer van het verkeer, voor iemand die plots overleed, voor slachtoffers van oorlogstuig.
Begin juli leidde het Grote Routepad mij naar het drielandenpunt (Vaals, Gemmenich, Aken).  Ik wandelde lange tijd door het Pruisisch bos, waar ik enkele keren een kruis voorbijkwam.
Op een ervan stond geschreven: “Hier starb in Gott Frau Therese Göttgens aus Würselen 15.09. 1937.  Betet für sie.”  Wie was deze vrouw?  Is ze daar plots gestorven? 
Wat wanneer ik zelf onderweg zou vallen?  Wanneer zal iemand me op die plek vinden?
Ik kwam bij een kruising van wegen.  Daar staat een monument voor de jonge soldaat Pierre Rosseux, er op 25 dec. 1944 omgekomen.  “Il avait 20 ans et donna sa jeunesse et sa vie pour la cause qu’il avait choisi de servir.  Accordez lui une pieuse pensée.  Ses parents.“  Hij had gevochten in Duitsland en Tsjechië en geholpen bij de bevrijding van een concentratiekamp.

Stappend had ik voordien vrome gedachten meegekregen.  Drie stenen met een tekst ter bezinning.  De eerste was in 1960 aangebracht door een pelgrimsgroep uit Aken:

Wanderer!
Das Kreuz am Wege sagt Dir viel:
verfehle nicht des Lebens Ziel!
Doch nicht nur irdisch Tun bedenke
auch Geist und Sinn
zum Schöpfer lenke.
 

Wandelaar, het kruis aan de weg geeft je een boodschap.  Denk aan het doel van je leven.  Wees niet alleen bezig met het aardse.  Richt je met gans je gemoed op je Schepper.

Verder een klein Calvariekruis met dit gebed:
Herr, segne du
den Wanderer,
Der hier vor deinem Bildnis steht
doch schütze gütig
du auch den,
der eilends nur vorübergeht.
 

Zegen Heer wie bij je beeld even stilstaat en ook wie haastig er voorbijtrekt.

Bij een derde steen was het Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) die zich tot de voorbijganger richt met een woord van vertrouwen.

Von guten Mächten wunderbar geborgen

erwarten wir getrost, was kommen mag.

Gott ist bei uns am Abend und am Morgen,

und ganz gewiss an jedem neuen Tag.

 
Wij zijn door goede krachten omringd.  Zo hebben we geen angst voor de toekomst.  God is bij ons elk moment van de dag.  Dietrich Bonhoeffer was een consequent man, diep gelovig.  Hij werd omgebracht door de nazi’s.
De dood, alle culturen waren en blijven er mee begaan.  Daarvan getuigt de wijze waarop ze hun doden hebben begraven.

Bij het bezoek aan Athene had ik een schitterende gids.  Marie-Gérard ging met mij naar de agora, waar ze mijn aandacht vroeg voor de loutrophoren.  Op die vazen met lange hals staat meestal een afscheidstafereel.  De overledene is zittend afgebeeld en reikt de hand aan een huisgenoot.  Dit gebaar van de handdruk is heel treffend.   

Ik maak een sprong in de tijd.  De handdruk brengt mij bij iconen van de verrijzenis, waar Christus de onderwereld intrekt en er de hand reikt aan Adam en Eva om ze uit de dood op te tillen. 

Wanneer denk ik aan de doden?  Elke dag als ik in de zustergemeenschap de eucharistie mag opdragen.  Elke viering houdt een memento voor de overledenen.  “Heer, denk aan hen die in vrede met Christus uw zoon zijn gestorven en aan alle doden van wie de gelovige gezindheid door U alleen was gekend” (Euch. gebed IV). 

Eelk afscheid kan het laatste kan zijn.  “Daarom - voor we elkander weer vergeten - laten wij zacht zijn voor elkander, kind” (A. Roland Holst).De woorden die we niet hebben gezegd, maken de lijkkist zo zwaar (H. de Montherlant). 

Zij die ons zijn voorgegaan wijzen naar onze toekomst.  Aan het altaar bidden wij tot de Vader van de Verrezen Heer: “Als onze weg ten einde loopt, neem ons  dan op in uw huis waar plaats is voor velen.  Schenk ons de vervulling van onze levenslange hoop: overvloedig leven in uw heerlijkheid” (Euch. Gebed XI B). 

(Artikel gepubliceerd in Middelares en Koningin november 2008).