Beste Dorpsgenoten,

"Hoe liefelijk op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede meldt, goed nieuws verkondigt, die heil komt melden."Met die woorden begon de eerste lezing.

En de lezing eindigde aldus: "Alle grenzen der aarde hebben het heil van onze God aanschouwd."

Wat moet je van zulke woorden denken? Eerlijk gezegd zal niemand er iets van denken, en er hoogstens de schouders voor ophalen.

Een paar dagen geleden heb ik in de krant gelezen: "Alleen een kerk die van de ene kant haar rijke traditie uitdraagt en tegelijk een open oog heeft voor het hedendaagse levensgevoel, maakt indruk en trekt aan."

We zouden kunnen zeggen dat die twee zinnetjes die ik uit de eerste lezing heb aan gehaald, een voorbeeld zijn van de rijke traditie van de kerk: dichterlijke, troostende woorden, mooi om te horen maar ze stellen verder niets voor in ons eigen leven met zijn geluk en zijn verdriet. En wel omdat aan die woorden het hedendaagse levensgevoel totaal ontbreekt. En wat dat inhoudt, kan ieder op zijn manier invullen.

Wat moet er dan gebeuren om dat hedendaagse levensgevoel ook terug te horen in de woorden van en in de kerk?

Eenvoudig gezegd: wij willen de woorden van die vreugdebode over vrede, goed nieuws, het heil van onze God, best horen, ja heel graag zelfs, maar dan wel in woorden die we verstaan, en dat kunnen alleen woorden van onze tijd zijn.

We zitten dus met mooie woorden. Maar we horen niemand meer die ze uitspreekt op zo'n manier dat we zeggen: "Ja, zo is het!"

Wie zou die vreugdebode zijn die het goed nieuws brengt zodat we het verstaan, zodat we er een warm hart van krijgen?

Kinderen van de basisschool hebben me in dit opzicht veel geleerd. Zij legden me uit wat evangelie betekent, wat voor woorden we in de kerk moeten horen. Evangelie, dat betekent goed nieuws, daar moet je blij van worden en dat moet je verder willen vertellen aan anderen. Zo legden zij het uit.

Dat was precies het geval met die vreugdebode op de bergen: die had iets gehoord dat hem blij maakte en dat hij daarom verder wilde vertellen.

We maken allemaal wel iets mee dat ons blij maakt, iets dat ons ontroert, iets dat ons vervult met compassie, enzovoorts. Maar we laten zulke momenten voorbijgaan.

We zeggen bijvoorbeeld wel hoeveel glazen bier we gedronken hebben, maar we zeggen er nooit bij hoe lekker het bier was.

Als ik in de winkel iets koop, of het nu een kleinigheid van vijftig cent is of iets van 200 euro, het wordt aangeslagen, opgeschreven, vastgelegd op een of andere manier.

Zo hielden die lui van 2000 jaar geleden er een heel preciese boekhouding op na van dingen, groot en klein, die hen blij maakten, die hen moed gaven enzovoorts. Die boekhouding noemen wij: de bijbel, het evangelie.

Zouden wij ook niet een boekhouding kunnen opzetten van wat ons blij maakt, en wat we daarom graag doorvertellen? Juist als die vreugdebode in de eerste lezing en zoals die herders nadat ze het kindje in de kribbe gezien hadden?

Met behulp van zo'n boekhouding die van u moet komen, niet van pastoors, pausen en bisschoppen want die werken nog met een heel oude boukhouding, zouden we in de kerk dingen kunnen horen waarvan we zouden zeggen: "Ik ben blij om dat te horen, want zo is het."

Dat het zo moge worden.