3e zondag van de veertigdagentijd C - 2016

Zusters en broeders,

‘Hij die is, zend mij tot u’: dat zijn de woorden van God de Heer die Mozes moet zeggen tegen zijn volk. En hij moet ook zeggen dat God de Heer zijn volk zal bevrijden. Meer dan die woorden en die belofte heeft Mozes niet, en toch gelooft hij in God de Heer.

Doen wij dat ook: geloven in God onze Heer? Of zeggen we: ‘Mozes had het gemakkelijk om te geloven: hij had die brandende doornstruik die niet verbrandt, en hij had God die direct tot hem sprak. Dat hebben wij allemaal niet.’ 

Maar als we dat zeggen of denken, zijn we fout. In een van onze liederen zingen wij dat God heel onverwacht tot ons komt in alle mooie dingen, in vriendschap, in liefde, in vrede en in trouw, maar ook in pijn, in afscheid en in sterven. In duizend, duizend dingen komt God de Heer tot ons, zo zingen we. En net als tegen Mozes spreekt Hij ook direct tot ons, niet door een brandende doornstruik, maar door Jezus. Wij worden dus ten minste even direct als Mozes uitgenodigd om te geloven in God onze Heer.

Bij die uitnodiging moeten we ons afvragen of we ons leven echt uitbouwen door ons geloof in God onze Heer. Hebben wij respect voor de schoonheid van zijn schepping, of zien we die schepping als ons bezit waar we kunnen uithalen wat we willen? Stellen we ons ooit de vraag of we met ons streven naar bezit Gods heerlijke schepping niet kapot maken? Luisteren we naar de woorden van paus Franciscus die zegt: ‘Kopen is niet alleen een economische, maar ook een morele daad.’ Moreel in die zin dat onze overdreven kooplust het milieu, de aarde, de schepping zozeer beschadigt en verminkt dat God niet meer in duizend, duizend mooie dingen, maar in de verminking van zijn schepping tot ons moet komen.

En houden we er rekening mee dat God ook tot ons komt in de ziekte en de pijn van onze medemens, in de armoede van zovelen, in het verdriet van ouders wiens kinderen verloren lopen, in de ellende van miljoenen vluchtelingen die nergens welkom zijn, in de troosteloosheid van wie getroffen wordt door tegenslag na tegenslag.

Zo komt God tot ons: in goede, maar ook in kwade dagen, en de vraag is hoe we omgaan met zijn komst. Respecteren we de schoonheid van zijn schepping, of maken we ze kapot? Hebben we oog en hart voor onze medemens, of blijven we liever blind en doof voor de pijn van anderen?

Over die vragen vertelt Jezus vandaag de prachtige parabel van de onvruchtbare vijgenboom, en zoals altijd moeten wij ons afvragen wie wij zijn in dat verhaal. Zijn we misschien zoals die vijgenboom die zegt: Ik trek het me niet aan dat er vruchten van mij verwacht worden. Het enige wat telt, is dat ik het goed maak. Ik sta hier lekker in de zon en in goede grond, en de vogels houden mijn takken zuiver. Meer moet dat niet zijn.’ Zijn wij misschien ook zo? Brengen ook wij misschien geen vruchten voort? De vruchten van liefde en vrede. De vruchten van hulp en broederlijk delen. De vruchten van inzet voor elkaar en voor onze Kerk. Brengen wij zulke goede vruchten voort, of brengen wij niets voort?

Of zijn we misschien zoals de heer die keihard zegt: ‘Hak die boom om, want hij brengt toch niets op’ Zijn ook wij misschien zo snel klaar met onze veroordeling? Kunnen ook wij veel beter afbreken dan opbouwen? Moet ook voor ons iedereen doen wat wij eisen, of kunnen we ten minste luisteren naar de vragen van anderen? Zijn ook wij hard voor onze medemensen, of proberen we dat niet te zijn?

Proberen we dus te zijn zoals die wijngaardenier? Natuurlijk ziet ook hij dat die vijgenboom geen vruchten draagt, maar toch wil hij hem niet omhakken, integendeel, hij wil hem extra goed verzorgen, de grond eromheen verluchten, hem extra mest geven. Zo is die wijngaardenier met de vijgenboom, zo is Jezus, zo is God met ons en met alle mensen. Proberen wij Hem na te volgen? Niet oordelen, en zeker niet veroordelen, maar helpen. Niet opgeven, maar altijd nieuwe kansen geven. Aan onszelf, maar ook aan onze medemensen.

Zusters en broeders, het is vandaag de derde zondag van de veertigdagentijd, en dat is een tijd van bezinning. We kunnen er ons dus over bezinnen wat wij terechtbrengen van de boom van ons leven. Brengen we er iets, of niets van terecht? Brengen we geen, of goede vruchten voort? Vruchten van geloof en inzet, van liefde en barmhartigheid, van gerechtigheid en vrede. Vruchten die Jezus ons heeft voorgeleefd. Dat het zo moge zijn. Amen.