Evangelieprikje 2016

“Ik zou alles voor je doen” is een zin die wel eens ontsnapt uit de mond van een verliefde medemens die probeert zijn liefde uit te drukken tegenover de persoon op wie hij of zij een oogje of meer liet vallen. Je kan dat zien als zeemzoete praat, maar meestal meent die persoon dat wel en is de intentie er echt om dat ook te doen. Als je iemand graag hebt, zal je ook luisteren naar wat die persoon te vertellen heeft en zul je zijn of haar mening over iets wel naar waarde weten te schatten. Het is dus maar logisch dat wanneer je raad nodig hebt, je dat gaat vragen aan een persoon die belangrijk is in je leven. En hoe zit dat dan met Jezus en God? Zien we die graag genoeg om rekening te houden met de Boodschap die ze brengen? Rekening houden mogen we hier dus niet zien als een verplichting, zoals veel gelovigen doen. Neen, we houden er rekening mee omdat we God graag proberen te zien en in je leven hou je rekening met iemand die je graag ziet. Voor wie het nog niet duidelijk is: geloven in God heeft alles te maken met relatie en niet zozeer met regeltjes naleven en je veilig stellen voor als je ooit sterft. Jezus vraagt om meer te mogen zijn in ons leven dan een interessant iemand uit het begin van onze jaarrekening. Heel veel filosofen hebben wijze en mooie dingen gezegd die we kunnen overwegen. Maar als ik mezelf christen wil noemen, dan zal Jezus toch wat meer moeten zijn.

Een ander belangrijk aandachtspunt dat voortvloeit uit dit alles is dat we dit evangelie dus ook niet mogen lezen als een oproep om zonder enige kritische zin de woorden uit het evangelie te slikken. Een geliefde kan je veel vragen, maar als die ander je graag ziet zal hij of zij ook nooit iets vragen dat ingaat tegen je eigen manier van zijn. Dus: het evangelie lezen, overwegen en er naar handelen doe je uit liefde, niet omdat je het als een verplichting ziet én altijd met de nodige kritische zin. Die kritische zin bestaat er in de woorden uit het evangelie te ontdoen van hun “geschenkverpakking”. De woorden uit het evangelie zijn opgeschreven in een bepaalde tijd, voor een bepaald publiek en vanuit een bepaalde situatie. De tijd, het publiek en de situatie zijn veranderd, dus moeten we de woorden daarvan ontdoen om te komen tot de kern van de zaak. Woorden uit het evangelie die bijvoorbeeld de indruk geven dat Jezus tegen de Farizeeën was, moeten we in hun context plaatsen: Jezus was tegen een bepaalde manier van interpreteren van bepaalde Farizeeën, niet tegen de groep Farizeeën. Als een evangelietekst soms wel die indruk geeft, zegt dat misschien meer over de spanningen tussen de eerste christenen en de Farizeeën dan over wat Jezus ons probeert te vertellen.

Maar goed, stel dat we Jezus voldoende graag zien dat Hij een belangrijke plaats krijgt in ons leven. Voeg er ook nog aan toe dat we proberen het evangelie met voldoende kritische zin te lezen, dan nog is het niet altijd gemakkelijk te leven naar dat evangelie, want wij zijn Jezus niet. We leven in een andere tijd, onze band met God is niet altijd even sterk, ... Gelukkig belooft Jezus ons hulp: de heilige Geest. Het is die heilige Geest die ons zal doen begrijpen wat Jezus ons echte probeerde te vertellen met Zijn en Gods Blijde Boodschap. Jezus laat ons dus niet achter zonder iets. We krijgen de heilige Geest. Het is die Geest die we in ons moeten laten bidden, die ons geloof moet aanvuren. Overal ten lande ontvangen jongeren momenteel die heilige Geest. Ondanks de grote ontkerkelijking blijven nog steeds in grote delen van Vlaanderen de meerderheid van de jongeren hun vormsel. We kunnen ons daar vragen bij stellen, veel vragen zelfs. Maar we moeten opletten dat we het belerend vingertje dat volgens de Genste bisschop best wat minder gebruikt wordt in de Kerk niet weer gaan gebruiken. We moeten iedereen uitleggen wat het vormsel betekent aan ouders én vormelingen, ook dat niemand zich verplicht moet voelen. Als zij dan ondanks alles toch vasthouden aan dat vormsel, moeten we twee keer nadenken als gemeenschap vooraleer dat categoriek te weigeren. Misschien had de Kerk al lang geleden een tussenoplossing moeten aanbieden: een mooie viering rond de leeftijd van twaalf jaar met een minimale voorbereiding, maar geen vormsel. Op die manier hebben de mensen hun feest en kan het vormsel voorbehouden worden aan jongeren die wat meer interesse tonen. Idem dito trouwens voor de eerste communie. In het licht van het evangelie van vandaag is het niet overdreven denk ik om te stellen dat die heilige Geest werkloos blijft als diegene die Hem ontvangt geen belang stelt in het evangelie en in Jezus, als er geen liefdesrelatie is tussen die twee. Dat is jammer, maar het is nu eenmaal zo. Als je iets moet vragen aan iemand die je niet graag heeft, dan is het bijna op voorhand verloren. Misschien moet onze catechese dus vooral laten zien en doen ervaren hoe het is om je door God bemind te weten en zelf God te beminnen. Maar ook dat zal maar slagen als men daar open voor staat.