Heb elkander lief C (2013)

"Ik geef jullie een nieuw gebod: dat jullie elkaar liefhebben". Jezus vraagt het aan zijn leerlingen op het einde van zijn leven, tijdens het laatste avondmaal. Voor vele mensen is het herkenbaar. Het is de wens van zowat elke moeder of vader: dat na hun dood de kinderen zouden blijven overeenkomen, elkaar blijven zien en graag blijven zien.

Het klinkt wel wat vreemd dat Jezus het een "nieuw" gebod noemt. Het was toch al langer het hoogste, het voornaamste gebod, het gebod dat de hele Thora samenvat. Maar we moeten iets verder lezen: jullie moeten elkaar liefhebben zoals

Ik jullie heb liefgehad.

En dat is al heel wat moeilijker. Toen Jezus zijn leerlingen die opdracht meegaf, was Judas net vertrokken om Hem te verraden. Maar Jezus blijft ook Judas liefhebben. Zouden wij dat ook doen?

Want liefde beschouwen wij vaak als een gevoel. Wij houden van mensen omdat wij ons bij hen goed voelen. Het klinkt een beetje raar als men ons oplegt mensen graag te zien. Dat men van liefde een gebod maakt, een verplichting. Dan hebben we niet meer over een gevoel, maar over een daad of zelfs een levenswijze.

Liefde wordt dan een werkwoord. En dat is wel nieuw.

En het is nodig het af en toe weer nieuw te maken, te vernieuwen. "Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn", zegt Jezus, "als jullie onder elkaar de liefde bewaren". En is dat zo? Zien ze dat aan ons? Ziet men dat in de kerk van vandaag? Het doet mij denken aan een verhaal van Gerben Heitink. Het verhaal heeft als titel "De Reddingspost" en kort samengevat komt het hierop neer.

Aan een gevaarlijk stuk kust bevond zich een eenvoudige reddingspost. Een schuurtje met één reddingsboot en een handvol vrijwilligers. Maar telkens iemand in moeilijkheden verkeerde, gingen zij de zee op om hen te redden. En vele geredde schipbreukelingen en anderen die erover hoorden, wilden dit prachtige werk steunen. En ze brachten geld bijeen.

Met dat geld werden nieuwe boten gekocht en nieuwe mensen aangetrokken. Het schuurtje werd een stenen gebouw. Er kwamen echte bedden en goed meubilair. En een aantal jaren later werd het reddingsstation meer en meer ook een clubhuis. Het was mooi en het werd er gezellig.

Er werd zelfs vast personeel aangeworven en betaald om schipbreukelingen te redden. Want het aantal vrijwilligers om dat te doen, daalde. Ze zaten liever in het clubhuis, gezellig bij elkaar en vertelden daar verhalen over vroeger. Het wapen van de reddingsdienst prijkte nog wel op de voorgevel van het gebouw, ze droegen een zilveren speldje op de revers van hun jasje en in de zaal hing nog altijd het model van een reddingsboot. Maar op zee gingen ze steeds minder en minder graag.

En toen was er eens een hevige storm met een geweldige schipbreuk als gevolg. En de redders – het betaald personeel – brachten tientallen half verkleumde en bemodderde mensen aan land. Het waren Aziaten en Afrikanen en er was een lichte vorm van paniek in het clubhuis. Al die vieze mensen in hun mooi en gezellig gebouw! Inderhaast werden tenten opgezet en douchecabines.

En een paar dagen later was er een grote ledenvergadering.

Een aantal clubleden wilde de reddingsdienst maar liever opheffen. Het gaf alleen maar ongerief en verstoorde de knusse gezelligheid van het clubhuis. Maar anderen verzetten zich: redden van mensen, dat was toch oorspronkelijk de doelstelling geweest? Als we dat niet meer doen, zegden ze, verloochenen we onze oorsprong, onze eigenheid.

Het verhaal gaat nog even verder en eindigt in feite negatief en weinig hoopvol. Daarom laat ik het liever open eindigen. Maar evengoed moet het ons te denken geven. Het is af en toe nodig eens terug te keren naar de bron, naar waar we eigenlijk vandaan komen. In ons geval, naar de oorsprong, de essentie, het wezen van ons geloof en van de kerk.

En Jezus gaf het zijn leerlingen mee op het einde van zijn leven.

De kern is: dat jullie elkaar liefhebben, dat jullie goed zijn voor elkaar, dat jullie voor elkaar zorgen. Daaraan kan je herkennen dat jullie mijn leerlingen zijn, aan de onderlinge liefde. Dat is een oud gebod, maar ook een nieuw gebod: één dat altijd moet vernieuwd worden.

Er zijn nogal wat mensen die veel verwachten van onze nieuwe paus, Franciscus.

Misschien brengt hij de kerk wel terug wat dichter bij haar oorsprong, haar fundamentele doelstellingen. En de belangrijkste vragen zijn dan niet: gaat deze paus het celibaat afschaffen, gaat hij de liturgie aanpassen, gaat hij de curie hervormen? Maar wel: slaagt hij erin de kerk opnieuw te maken tot een groep mensen die elkaar graag zien? Met vooral aandacht voor de zwaksten. Zoals in de titel van dat boek van monseigneur Gaillot indertijd:

Als de kerk niet dient, dient ze tot niets …

We hadden onlangs een tweetal gespreksavonden over de toekomst van onze parochie. Het waren goede en deugddoende avonden. Er worden plannen gemaakt en initiatieven genomen. En er gaan nog gesprekken komen, we blijven werken aan de toekomst.

Maar ook hier moeten we er allemaal over waken dat we dat ene en grootste gebod in acht blijven nemen. Het is natuurlijk belangrijk dat we waken over onze gebouwen, over onze vieringen, onze liturgie, onze verenigingen. Maar het allerbelangrijkste is dat mensen elkaar graag blijven zien.

Ook die Judas onder ons …