Ik ken ze en ze volgen mij. (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

Het is haast banaal om het op te merken, maar toch is het zo: in onze tijd en in onze streken is de herder een enigszins marginale figuur geworden. We kennen hem nog wel, maar dan vooral bv, uit liedjes bij de kerstboom. In ons geïndustrialiseerd milieu, waarin het geraas op autowegen en het geluid van computers en ander technisch materiaal niet meer is weg te denken, lijkt er geen plaats meer te zijn voor dergelijke idyllische plattelandstaferelen. Natuurlijk ook in de tijd en in het milieu van Jezus' geboorte waren de herders in zekere zin al randfiguren. Ze mochten bv. niet optreden als getuigen bij een rechtszaak en er werden over hen, onder andere over hun seksuele leven, wilde verhalen verteld. Maar ze pasten toen in elk geval nog wel in het landschap. Zoals in het begin. De pastorale begint met Abel, de eerste mens in de bijbel die vanachter zijn schapen werd weggeroepen. Wanneer zijn broer Kaïn zich aan hem vergrijpt, stelt hij de vraag die ons in onze eeuw heel actueel voorkomt: 'Ben ik de herder van mijn broeder?' Deze vraag van de landbouwer Kain - 'Heb ik iets met mijn medemensen te maken?' - wordt door tal van aartsvaders en aartsmoeders positief beantwoord. Ik denk dan aan Abraham, Lot, Isaak, Rachel, Jacob, Jozef en Mozes. Sinds Mozes en vooral sinds David duidt het woord 'herder' bij uitstek degenen aan die Gods-volk-onderweg leiden. Zo wordt in de bijbel de herder steeds meer gezien als een figuur die heelheid brengt in verdeeldheid. In het evangelie van vandaag, uit het hoofdstuk over de goede herder, komt heel kernachtig de verhouding tussen Jezus en zijn schapen naar voren. Het is een wederkerige verhouding, waarin Jezus echter het initiatief neemt. Met uitspraken, al eerder in zijn toespraak over de goede herder gedaan, brengt Jezus deze relatie onder woorden: 'Mijn schapen luisteren naar mijn stem, en Ik ken ze... zij volgen Mij, en Ik geef hun eeuwig leven'. Jezus garandeert dat zijn schapen nooit verloren zullen gaan en niet uit zijn hand gestolen kunnen worden. Waarom niet? Omdat zij in de hand van de Vader zijn. De zekerheid van het geloven-in-Jezus heeft als grond Jezus' verhouding tot de Vader, zijn één-zijn met Degene die Hij 'Abba', 'lieve Vader' noemt. De zoon stemt zich helemaal op de Vader af; en de Vader geeft Hem, het leven in zichzelf te hebben en aan anderen mee te delen. Jezus geeft onvergankelijk leven aan allen die naar Hem luisteren en die Hem volgen. 'Ik ken ze en ze volgen Mij', zegt Hij. Het evangelie en de eerste lezing van deze zondag maken samen duidelijk dat dit bestemd is voor alle mensen, zowel voor Joden als voor niet-Joden die hoe dan ook gehoor geven aan Jezus' appel. Jezus van Nazaret wil zich met zijn goede boodschap niet tot een groep bekennen, omdat Hij daarmee alle anderen onrecht zou doen. Even terug naar het beeld van de schapen die naar de stem van de herder luisteren omdat ze zijn stem herkennen. Dit beeld duidt niet op heil voor een bepaalde groep of groepering alleen. Maar evenmin duidt het op onmondigheid, onnozelheid of slaafse volgzaamheid van mensen die Jezus volgen. Integendeel! In de spiritualiteit van de Johannesgemeente is de band tussen schaap en herder, evenals de band tussen rank en wijnstok, beeld voor de heel unieke manier waarop ieder (!) die Jezus volgt, verbonden is met Hem en zo met de Vader. Johannes beklemtoont hiermee de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van iedereen die tot die gemeenschap behoort. Gods Geest geeft zelf de gelovigen in, wie zij zijn en wat haar of hem te doen staat. Ook in deze zin geldt: 'In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen', d.w.z, voor iedereen. Vandaag, op deze roepingenzondag, mogen wij dan ook bedenken: ieder van ons heeft in en vanuit onze geloofsgemeenschap een roeping te vervullen. Eigenlijk gaat het uiteindelijk om een roeping, maar die tegelijk veelvoudig is. Sommigen worden geroepen voor bijzondere taken, bv, voor pastoraat, en dit pastoraat op zijn beurt op velerlei terreinen en op allerlei manieren. Wij leven in een periode waarin wij een evenwicht moeten zoeken tussen de gemeenschappelijke roeping van alle christenen en speciale roepingen. In elk geval mogen wij wel dit zeggen: het ene bestaat niet zonder het andere. Bv.: geen bijzonder priesterschap zonder het gemeenschappelijk priesterschap, en omgekeerd. Maar steeds is dit een belangrijke maatstaf: 'Ik ken ze en ze volgen Mij'.