Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief...?

Homilie: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief…?

Soms gebeuren er grote dingen in het leven waarvan je de reikwijdte nauwelijks kunt overzien. Het Evangelie van vandaag is daar een duidelijk voorbeeld van. Petrus heeft veel meegemaakt de laatste tijd. Een paar dagen geleden had hij nog bij hoog en laag volgehouden dat hij voor Jezus wilde sterven om Hem kort daarop tot drie keer toe te verloochenen: ‘Ik ken die man niet’. Hij had, vanop een afstand, gezien hoe Hij werd veroordeeld en ter dood gebracht. Hij was bij de begrafenis geweest en bij het lege graf. Hij had de verrezen Heer al twee keer ontmoet en toch…

“Simon Petrus zei tot hen: ‘Ik ga vissen’”. Deze aankondiging is meer dan een nonchalante mededeling, het is een helemaal terug naar af. Petrus, de visser, pakt na drie jaar met Jezus door heel Israël getrokken te zijn, aan zijn lippen te hebben gehangen en stomverbaasde getuige te zijn geweest van zijn vaak wonderlijke daden zijn oude beroep weer op. De door Jezus geroepen mensenvisser, de rots waarop Hij zijn Kerk wil bouwen, gaat weer gewoon vissen. Terug bij af alsof er niets gebeurd is en het lijkt er eigenlijk op alsof het de verrezen Heer is die nu achter het net vist.

Hoe herkenbaar is dat voor zoveel mensen? Met overgave en vol toewijding hebben zij zich aan iemand gebonden, zich op hun werk gestort, zich aan de goede zaak gewijd en dan gebeurt er iets en lijkt alles afgelopen. De relatie loopt op de klippen, je verliest je baan of gaat met pensioen, de goede zaak blijkt opeens zo goed niet meer als je altijd dacht. En daar sta je dan, terug bij af. En dat valt niet mee zo ervaart ook Petrus.

Hij klimt in de boot, maar vangt de hele nacht niets. Maar ook dat had hij al vaker meegemaakt. Wie niet? Soms lijkt het leven gewoon maar niet te willen brengen wat wij er van verwachten. C’est la vie, dat is het leven of niet? Is er misschien toch meer? Gelukkig, en dat is de boodschap van het Evangelie, is er meer. Petrus heeft Jezus dan wel opgegeven, maar dat betekent nog niet dat Jezus Petrus heeft opgegeven. Hij blijft zijn apostelen ook na zijn verrijzenis volgen en stelt hen tegen de morgen de bekende vraag: “Vrienden, hebt gij soms wat vis”? Hij maakt hen geen verwijten, Hij roept hen niet op het matje, maar Hij spreekt hen aan op wat zij op dat moment aan het doen zijn.

Wanneer wij bereid zijn te luisteren naar het Woord van Christus, de levende Heer, dan zullen ook wij merken dat Hij ons daarop wil aanspreken. Aanspreken op datgene wat ons hier en nu bezig houdt, ook als dat geen successtory is. Nee, ze hebben geen vis, nee, wij hebben niet alles bereikt wat we graag hadden willen bereiken. En dan komt het: de verrezen Heer moedigt de apostelen, maar ook ons aan het niet op te geven en het nog een te proberen in zijn aanwezigheid en volgens zijn aanwijzingen. Voor de apostelen wordt dat een groot succes. Ze zijn niet bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen.

De sleutel van dit succes vinden we aan het einde van dit Evangelie waar Jezus Petrus tot drie maal toe de vraag stelt: “Simon, zoon van Joannes, hebt gij Mij lief”? Hij spreekt Petrus aan op zijn eigen naam, Simon en Hij stelt de vraag drie maal. Dit lijken details, maar het gaat om de hoofdzaak. Simon wordt door de verrezen Heer helemaal vrij gelaten. Hij mag visser van vissen blijven of visser van mensen worden. Hij mag zijn leven voortzetten alsof hij Jezus niet gekend heeft zoals hij tot drie maal toe beweerd heeft of hij mag zich opnieuw tot Jezus bekennen. Hij is helemaal vrij. Simon kiest ervoor Petrus te worden. Hij kiest uit liefde voor Jezus en de liefde is nu eenmaal sterker dan welke macht ter wereld ook, ja zelfs sterker dan de dood. Petrus overwint zijn ontgoocheling, teleurstelling en angst door de liefde die Jezus opnieuw in hem wakker roept nadat deze door de vele schokkende en onbegrijpelijke gebeurtenissen van de afgelopen dagen helemaal was ingeslapen.

Ook wij zijn helemaal vrij. Wij mogen onze eigen wegen gaan alsof God, alsof Jezus, alsof de H. Geest er eigenlijk niet toe doen in ons bestaan. Maar we worden telkens wanneer wij hier samen komen wel aangesproken op wie wij zijn, op wat wij doen en op hoe wij in het leven staan. Is het ontgoocheling, teleurstelling of angst die onze persoon en ons leven drijft of zijn het geloof, hoop en liefde? Een geloof tegen het ongeloof in, een hoop tegen de wanhoop in, een liefde tegen de liefdeloosheid in.

In deze viering biedt de verrezen en dus levende Heer zichzelf uit liefde aan ons aan in Woord en Sacrament, kwetsbaar als de stem die tot u spreekt en breekbaar als het Brood dat wordt gebroken. Ook tot ons richt Hij de uitnodiging het nooit op te geven, maar het uit liefde tot God en onze medemens telkens opnieuw te proberen in zijn aanwezigheid en op zijn aanwijzingen om getuigen te zijn een leven en een liefde die sterker zijn dan de dood.