Kleine kudde (2010)

Al waren ze met duizenden rondom hem (Lc.12,1), toch wijst Jezus erop dat zijn leerlingen maar een kleine kudde zijn.  "Vrees niet", zegt hij.  Hij zelf is de herder van de kleine kudde.  

Een tijd lang hebben we gedacht dat wij geen kleine kudde waren.  We haalden er de tellingen bij over doopsels, huwelijken en begrafenissen.  En als het percentage misgangers daalde, hadden we het over het socio-culturele christendom en zijn impact langs scholen, hospitalen en bewegingen. 

 Heden hebben we geen cijfers nodig om te beseffen dat de kerk een kleine groep is geworden, dat de tijd van de zogeheten christenheid voorbij is.  We leven in een seculiere, liberale samenleving (J. De Kesel, Omwille van zijn naam. Een tegendraads pleidooi voor de  kerk).  Dit heeft zijn voordelen.  Het geeft een stuk onbevangenheid in een maatschappij te leven waar vele opinies naast elkaar bestaan.  Maar het kan in ons eigen hart invreten en twijfel oproepen naar God en de zin van onze inzet. 

De kleine kudde in ons land, zeker in de grootstad, zoekt zich anders te organiseren.  Ze staat naar de toekomst voor zware beslissingen.  "Vrees niet", zegt Jezus.  Dit is geen oproep tot roekeloosheid; evenmin een om zich gezellig terug te plooien achter veilige muren.  Een bescheiden, maar vastberaden opstelling. 

Op zich is een kleine kudde geen garantie van Gods aanwezigheid.  De kleine kudde, ze moet trouw blijven, ze moet waakzaam zijn en van mildheid en mededeelzaamheid getuigen.  Ze mag de verantwoordelijkheid niet afschudden over wat haar is toevertrouwd. 

Jezus raadt zijn leerlingen aan te kiezen voor de juiste schatten en het hart daarop te richten.  Kies een goede schat en vorm zo je hart.  Lucas wijst de rijkdom niet af, maar hij prijst vooral de vrijgevigheid aan.  Hij is bewust van sociale ongerechtigheid en van de noodzaak onrecht goed te maken.  Voor hem steekt het kwaad niet in de goederen op zich, maar in het hart dat er ze zich aan vastklampt.  We kunnen geen twee heren dienen.  Wie zich tot God keert, keert zich in een zelfde beweging af van rijkdom.  Lucas ontwikkelt nochtans geen communistisch programma.  Hij legt niet aan elkeen de gelofte van armoede op.  Wat hij wil, in naam van zijn Heer, is dat wij door onze bezittingen ter beschikking te stellen aan onze innerlijke onthechting gestalte geven en een caritas aanmoedigen die het tekort van elkeen lenigt (Fr. Bovon, Saint Lucas II, p. 279-281).

Jezus wenst dat zijn kleine groep het uithoudt in de tijd.  Dat zij waakzaam blijft.  De lendenen omgord; dit beeld herinnert aan de joodse paasnacht bij de Uittocht.  De brandende lampen brengen ons in het gezelschap van de tien bruidsmeisjes, waarvan vijf geen voorzorgen hadden genomen.  Wees klaar voor de komst van de Heer, voor de volheid van de tijd (Gal. 4,4).  Lucas heeft het over waakzaamheid ten allen tijde.  De komst van de Heer kan uitblijven.  Daarom spreekt Lucas over een tweede en een derde nachtwake.

 In de ballade van de zonderlinge zielen stappen velen op die op hun eigen manier de woorden van Jezus hebben toegepast.  Vincent van Gogh (1853-1890) is een van zulke.  Hij wou predikant worden - niet om de kronkelwegen van de theologie te doorgronden, maar om "arme schepsels vrede te geven met hun bestaan."  "Hij wou dat de meeste aandacht in het leven naar de liefde zou gaan, naar het medeleven met de arme en verstoten medemens en niet naar de uiterlijke vormen van religiositeit.  De godsdienst had zich volgens van Gogh al veel te lang ingekapseld in oude vormen die voorbijgingen aan de eeuwige waarheid van het evangelie.  Zelf wou hij het anders doen.  De inspanningen om te studeren voor predikant kon hij niet opbrengen, maar in de Borinage, waar hij in 1879 heen werd gezonden voor evangelisatiewerk, meende hij Christus op de meest absolute manier te kunnen volgen.  van Gogh leefde er, samen met de arme mijnwerkersfamilies, in volslagen armoede.  Maar zijn onconventionele en drastische invulling van het apostolaat, zijn deernis en menselijkheid werden niet begrepen en men besloot dat hij niet geschikt was voor deze taak.  Het was in de nasleep van zijn 'mislukking' als evangelist dat van Gogh besloot schilder te worden.  Dat was in zijn ogen "een andere weg om God te bereiken en voor God te getuigen".  In zijn tekeningen en schilderijen kon hij immers datgene weergeven "waar het leven overheen was gegaan."  Niet de fatsoenlijke of mondaine wereld interesseerden hem, maar de onopgesmukte werkelijkheid van de boer en de arbeider, het ongeluk van de prostituée, de gang van de seizoenen, de poëzie van de natuur.  Hij wou zoals Fransman Jean-François Millet een schilder op klompen worden."  (Tertio 10.06.09 over het boek van Anton Wessels, Het Evangelie volgens Vincent van Gogh).  

"Niets van wat Vincent van Gogh deed was zonder betekenis.  Twaalf stoelen zette hij klaar in het Gele Huis in Arles en aan de muren hing hij zijn schilderijen van zonnebloemen.  Het aantal stoelen verwees naar de apostelen, terwijl de zonnebloemen stonden voor licht en troost in donkere dagen."  Een schitterende wachtplaats op de terugkeer van de Heer.  Wie trouw op Hem wachten, zullen de vreugde smaken dat de Heer zelf hen bij zijn komst zal dienen.  Hij prijst hen gelukkig.