10° Zondag C (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Ik zou mijn ogen niet geloven! U wel? Zowel in de eerste lezing als in het evangelie van vandaag, zijn we getuigen van de opstanding van een dode. Van een dierbare. Moet je je eens voorstellen. De ouder die je liefhad, de partner, de broer, het kind, overlijdt en komt door Jezus weer tot leven. En we missen allemaal wel iemand. Er overlijden zoveel mensen, door ouderdom, door ziekte, door oorlog, door geweld. De nabestaanden zouden hen maar wát graag terug willen hebben. Denk eens aan de moeder die haar twee zoontjes verloor omdat hun vader hen ombracht; denk eens aan de vrouw en de zoon van de Britse militair die in Londen bruut werd vermoord door gekke fanaten; denk eens aan de nabestaanden van die fietsende opa en oma die te samen met kun kleinkind werden doorgereden door een onoplettende automobilist; en dan heb ik het nog niet eens over alle slachtoffers van natuur- en andere rampen: een tornado in Oklahoma, het instorten van een kledingfabriek in Bangladesh, oorlog in Syrië… enz.

Natuurlijk wil je je geliefde terug. Tot leven laten wekken zou geweldig zijn. Toch? Als ik dat allemaal 2000 jaar geleden zou hebben meegemaakt, het met mijn eigen ogen zou hebben gezien, wat zou dat dan met mij gedaan hebben? Zou ik het geloofd hebben? Zou ik het begrepen hebben? We hebben het nu gemakkelijker dan toen. Ik ben katholiek gedoopt en katholiek opgevoed. Ik hoefde er weinig of niets voor te doen. Alles werd je met de paplepel ingegoten. 2000 jaar terug zou dat heel anders zijn geweest. U en ik zouden dan joden zijn geweest. Ook dát geloof met de paplepel ingegoten. Zo op het eerste gezicht niks mis mee. En dan komt daar opeens de figuur van Jezus op ons pad. Zou ik Hem herkend hebben? Zou ik de moed hebben gehad om mijn oude religie vaarwel te zeggen en Jezus te gaan volgen? Het is nog al wat! Alsof morgen iemand gaat proberen ons te bekeren tot een ander geloof en dat we dat dan ook nog gaan doen. En als ik 2000 jaar geleden had geleefd, dan had ik Jezus dus doden zien opwekken. De dode zoon van de weduwe in het evangelie van vandaag. Maar ook het dochtertje van Jaïrus, de overste van de synagoge, en, voor ons zó bekend, de opwekking van Lazarus. Driemaal een opwekking uit de doden. Ik zou mijn ogen niet geloven. En Lazarus was al vier dagen dood. Dan had ik hem kunnen vragen hoe dood zijn is? Hoe het “daar” is? Hoe het is om weer terug te komen?

En ze leefden nog lang en gelukkig……. Nou, nee dus. Als die zoon of dat dochtertje of Lazarus een nieuw aards leven zou hebben gekregen, dan zouden ze later opnieuw zijn dood gegaan. Zo gaat dat met ons mensen. We worden geboren en eens gaan we dood. Zo niet, dan zouden zij nú nog leven. Dan was het gezegde niet geweest: “Zo oud als Methusalem” maar “Zo oud als Lazarus”…. Methusalem werd volgens de overlevering maar 365 jaar oud, Lazarus zou nu dan op zijn minst 2013 jaar oud zijn geweest. Maar ik heb hem hier niet gezien….

Als de opwekking uit de dood dus een terugkeer naar een aards bestaan zou betekenen, zou je er niks aan hebben gehad. Je zou dan bijna denken dat Jezus je voor de gek heeft gehouden. Wat zou die moeder uit het evangelieverhaal van vandaag dan wel gedacht hebben? Jezus gaf haar haar zoon terug; zij blij, en dan later gaat die zoon toch weer dood. Ze zou zich dan misschien bekocht hebben gevoeld, voor de gek gehouden. Ik dacht wel eens: Goh, als mijn moeder uit de dood had terug kunnen komen…. Zou leuk zijn geweest. Dan konden we weer praten over vroeger. Dan kon ik haar weer als vanouds elke zondagavond opbellen. Maar ik moet er niet aan denken dat ze opnieuw ziek zou zijn geworden en weer zolang zou hebben geleden. Het is dus goed zo. Wat mij betreft voor haar geen opwekking uit de dood naar een aards bestaan.

We moeten deze opwekkingsverhalen dus niet letterlijk nemen. Het gaat niet om de terugkeer naar een aardsbestaan. Het zijn natuurlijk Paas-verhalen. Het gaat om de opstanding uit de dood naar eeuwig leven. De verrijzenis verkondigt twee dingen: (1) vergeving van zonde en (2), daarmee samenhangend, het verkrijgen van eeuwig leven. De opstanding is de overwinning op de zonde en dus op de dood. Daar gaat het ook vandaag om. Het gaat om het eeuwig leven, dat elk aards leven overstijgt. En als wij hier sterven, zullen wij door Jezus worden opgeroepen: “Sta op! Heden zult gij met Mij zijn in het paradijs”. En vanuit de Openbaring van Johannes weten hoe het daar is: “De dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij”. Deze belofte geeft veel vreugde. Hierin vond de moeder van de dode zoon bij al haar verdriet, haar vreugde. Haar zoon was dood en komt hier niet terug, maar eens zullen zij verenigd zijn. In die eeuwigheid zien ze elkaar. Het is een troostend woord voor ons die achterblijven. Achterblijven nadat we onze geliefden hebben moeten loslaten van dit aardse leven. Dat geldt voor ieder van ons en ook voor de moeder van de twee jongetjes die onlangs door hun eigen vader van het leven werden beroofd. Haar intense verdriet wordt vreugde. De vreugde om het weerzien in de eeuwigheid.

Zou het gemakkelijker voor me zijn geweest om met eigen ogen te zien hoe Jezus een dode liet opstaan? Ik zou mijn ogen niet geloofd hebben en ik had het misschien ook niet begrepen. Nu worstel ik met het Paasmysterie en moet ik geloven dat er leven is na de dood. Ik bid als Thomas, dat ik het eerst wil zien, maar als ik daar op ga wachten, zal het ook voor mij te laat zijn. Zalig zijn zij, die niet zien en toch geloven. Dus maar goed dat we er 2000 jaar geleden niet bij waren. Dan hadden we gezien, maar we hadden misschien onze eigen ogen niet geloofd. Nu rest ons niets anders dan te geloven wat ons is gezegd. Mijn moeder is dus toch opgestaan. En ze wacht op mij in het eeuwig leven bij God. Want wij geloven dat

Hij verrezen is op de derde dag; Hij is opgevaren ten hemel; Hij zal wederkomen in heerlijkheid en aan zijn rijk komt geen einde;

ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend rijk. Amen.