4e zondag door het jaar C - 2016

Zusters en broeders,

‘Ik ken u al van voor uw geboorte’, zegt Jahwe God in de eerste lezing tegen Jeremia, en Hij spoort hem aan om aan het werk te gaan. En dat werk is aan de mensen verkondigen wat Hij hem opdraagt. Daarbij zal Jeremia tegenkanting en vijandigheid ondervinden, maar God zal altijd bij hem zijn. Die tegenkanting ondervindt ook Jezus in zijn eigen dorp Nazareth. In de synagoge heeft Hij voorgelezen wat Jesaja schreef over de Geest van de Heer die over hem gekomen is, en over gezonden zijn om de Blijde Boodschap te verkondigen. En Hij voegt eraan toe: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is nu in vervulling gegaan.’ Maar die woorden zijn er te veel aan voor zijn dorpsgenoten. Wie denkt Hij wel dat Hij is? Hij is toch maar de zoon van de timmerman! Hoe kan het Schriftwoord dan in Hem in vervulling  gegaan zijn? En als Hij toch zo’n grote piet is, waarom doet Hij dan niet in zijn eigen dorp wat Hij in Kafarnaüm gedaan heeft, en dat is zieken genezen. Want eigen volk eerst, hé!

Het klinkt allemaal heel hedendaags. Wie gelooft er vandaag nog in de inzet van zijn buurman of buurvrouw? En als die zich toch zo inzet, dan moet dat zijn voor eigen volk eerst. En het blijft daar niet bij, want ‘eigen volk eerst’, wordt ‘eigen familie eerst’, en mondt uit in ‘ik eerst’.  

Maar dat gaat helemaal in tegen wat God aan iedere mens, dus ook aan ieder van ons, opgedragen heeft. Hetzelfde als wat Hij aan Jeremia heeft opgedragen. Dus ook wij hebben bij onze geboorte een opdracht gekregen, en dat kan van alles zijn. Maar wat het ook is, we zijn geroepen om het goed te doen. We zijn dus geroepen om goed te zijn voor elkaar en voor onze medemensen, en we zijn ook geroepen om goede kinderen en goede ouders te zijn en te blijven. Zoals we geroepen zijn om, ieder naar onze eigen gaven en eigen talenten, goede dokters te zijn en goede leraren, goede arbeiders en goede bedienden, goede ondernemers en goede hulpverleners, en ga zo maar door, want er zijn duizenden en nog eens duizenden wegen waarop mensen door het leven kunnen gaan. Maar welke weg we ook gaan, net als tegen Jesaja zegt God tegen ieder van ons: ‘Omgord uw lenden, sta op en zeg tegen iedereen wat Ik u opdraag.’ En wat draagt Hij op? Dat we, zoals Jezus, zouden leven naar zijn woorden en daden. Wat we ook doen, waar we ons ook voor inzetten: het moet meer zijn dan ons eigen ik, onze eigen familie en ons ‘eigen volk eerst’. Want God is er niet alleen voor ons ik, onze familie en ons ‘eigen volk eerst’, God is er voor alle mensen, want God is liefde. Geen eigenliefde, geen zelfverheerlijking, maar houden van alle mensen, in trouw, vreugde en vrede. 

Zo is God, en dat vraagt Hij ook aan ons, aan alle mensen: dat we liefde zijn en liefde geven. Paulus beschrijft dat zo fantastisch mooi in de tweede (eerste) lezing. ‘Al spreek ik de taal van mensen en engelen – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal’, zegt hij, en hij voegt daar nog heel wat andere uitspraken aan toe: hij mag een schitterende profeet zijn, een topper in de wetenschappen, zijn geloof mag bergen verzetten: als hij de liefde niet heeft, stelt het allemaal niets voor. En vol lof bezingt hij verder op onnavolgbare wijze de liefde die alleen maar kwaliteiten heeft, en geen gebreken.

Dat moet dus de leidraad zijn van ons leven: er zijn voor elkaar en voor anderen, niet zomaar een beetje, maar in liefde - zoals God er is voor ons: in liefde. En liefde is niet nemen, maar geven. Dat is wat God ons opdraagt, en dat is de weg die Jezus ons is voorgegaan. Dat is dus christen zijn, en dat is niet altijd gemakkelijk en vanzelfsprekend. Een van de bekende woorden van Jezus is: ‘Ik was een vreemdeling en gij hebt Me opgenomen.’ Momenteel stikt Europa onder de vreemdelingen, en wat zien we, ook bij christenen? Veel ongenoegen, veel wantrouwen, en veel onwil om op te vangen. Maar we zien ook inzet, liefdadigheid, meevoelen, respect.

Zusters en broeders, in zijn dorp Nazareth ondervindt Jezus zware tegenkanting op de weg die Hij wil gaan. Ze willen Hem zelfs de afgrond instorten om Hem te vermoorden. Maar Jezus laat zich niet doen, integendeel, Hij ‘ging midden tussen hen door en vertrok’, zo staat het in het evangelie. Hij laat zich dus niet tegenhouden om zijn Blijde Boodschap te verkondigen, niet alleen aan zijn dorpelingen, aan zijn ‘eigen volk eerst’, maar aan alle mensen, ook aan vreemdelingen. Zijn  Boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid. Laten we zeker proberen Hem daarin te volgen. Laten ook wij dus zoals Hij doorgaan midden tussen de bedreiging, de tegenkanting, de moedeloosheid, de twijfel, maar ook de verleiding om er alleen te zijn voor onszelf, voor ons eigen bezit en ons eigen plezier. Laten we doorgaan om zijn weg te gaan. God onze Heer laat ons daarbij niet in de steek. Net als tegen Jeremia zegt Hij ook tegen ons: ‘Ik ben bij u om u te redden.’ Waar we ook gaan en staan, wat we ook doen en niet weten wat me moeten doen: God is bij ons, Hij laat ons nooit in de steek. Laten wij dus vol geloof en vertrouwen zijn weg gaan. Amen.