Evangelieprikje 2016

Als het Vlaams spreekwoord “eigen lof stinkt” waar is, dan moet het in de tempel een beetje gestonken hebben toen de farizeeer aan het bidden was. Nu is het wel zo dat Vlamingen over het algemeen nogal bescheiden zijn, maar toch lijkt het evangelie van vandaag ook een waarschuwing in voor ons. De vraag is: bij welke mentaliteit sluiten wij het meest aan, die van de tollenaar, of die van de Farizeeer. Vinden wij onszelf als gelovige zo goed bezig dat we denken dat we meer zijn dan een ander? Of erger nog: dat God wel geen andere keuze heeft dan de poorten van het hemelrijk open te zetten en ons met een rode loper te ontvangen. Wie zo denkt, zou wel eens een voorbeeld kunnen zijn van berekende liefde en als er nu iets is wat in het leven nooit berekend mag zijn, dan is het de liefde!

Keren we even terug naar het verhaal. De ene biddende man is een farizeeër. Over het algemeen zijn dit zeer vrome mensen. We moeten altijd beseffen dat ons beeld over de farizeeën een beetje gekleurd is door de spannningen die er waren in de eerste Kerk. Deze vrome mannen moeten de Thora hertalen naar het dagelijkse leven met regels en voorschriften. Op zich een zeer edelmoedig beroep, ware het niet dat in zo’n godsdienstbeleving wel altijd formalisme zonder enige ziel achter de hoek loert. Het zijn dus mensen die aan andere mensen proberen uit te leggen wat ze moeten doen en/of laten om als godsdienstige mensen bechouwd te kunnen worden. Mensen die aan anderen vertellen hoe ze moeten leven, worden natuurlijk wel verondersteld dat ze zelf een voorbeeldfunctie vervullen. Met die achtergrond wordt Jezus’ verhaal nog confronterender. Niet hoe je je voordoet, maar wel hoe je echt bent, is belangrijk voor God. Wat voor soort mens is de biddende Farizeeër? Blijkbaar is het er één die nogal vol is van zichzelf. Vol is vol en dat betekent dus dat er geen plaats meer is voor iets anders, niet voor God, niet voor medemensen. Waar wel plaats voor is, is een snijdend oordeel over anderen zonder de persoon in kwestie te kennen. Bij zo iemand kan het Rijk Gods moeilijk groeien: er is geen plaats voor anderen en dat is toch wel vrij cruciaal.

Aan de andere kant is er de tollenaar. Als belastingsambtenaar is hij al niet erg geliefd, als je bedenkt dat hij daardoor feitelijk ook samenwerkt met de bezetter, weet je dat het nog erger wordt. Maar zijn gebed klinkt helemaal anders. Hij is vol berouw, hij is niet vol van zichzelf, je zou bijna kunnen zeggen dat zijn afkeer voor zijn eigen levenswandel bijna omgezet is tot een bekering. Bij hem is er nog plaats voor Gods barmhartigheid. Hij wordt door Jezus geprezen. Hij, die het voorbeeld is van hoe je niet moet leven volgens de modale jood, wordt hier door Jezus geloofd.

En ik herhaal even mijn vraag: bij wie sluit ik het meest aan? Zeker een vraag om over na te denken.

In veel kerken viert men dit week-end Wereldmissiezondag. Helaas moeten we bekennen dat veel missionarissen – ook Vlaamse – wel eens besmet werden met de mentaliteit van de Farizeeër. Lange tijd hebben de Westerlingen zich superieur gevoeld tegenover de Afrikanen. We moeten dat uiteraard plaatsen in de tijdscontext en niet uit het oog verliezen dat heel wat mannen en vrouwen met zeer goede bedoelingen hun hele leven ten dienste gesteld hebben van mensen in de vroegere missielanden. Vandaag is die mentaliteit niet meer zo overheersend. De afgelopen jaren kwamen we meer en meer tot het besef dat we van elkaar te leren hebben. Want of je nu Europeaan, Aziaat of Afrikaan, of …, allemaal kunnen we ons gedragen als die Farizeeër of als die tollenaar. Voor die laatste categorie is er dit jaar goed nieuws, want we vieren het jaar van de barmhartigheid. Barmhartigheid is er ook nodig voor de Farizeeër. De verleiding is misschien groot om nu die categorie van mensen allemaal over dezelfde kam te scheren. Ook dan zouden we Gods barmhartigheid beperken. Jezus heeft het verhaal waarschijnlijk niet verteld om te oordelen of te veroordelen, maar om duidelijk te maken dat God niet kijkt naar hoe we ons willen voordoen maar vooral naar wat leeft in ons hart. Voorbeelden van mensen die onbarmhartig zijn moeten ons niet oproepen om zelf onbarmhartig te worden tegenover hen, wel integendeel. In theorie snappen we dat wel, maar in de praktijk is het verdomd niet gemakkelijk om die barmhartigheid te beleven. Meestal vinden we wel dat die persoon terecht met de vinger gewezen wordt. Die dikke nek van een Farizeeër is verkeerd bezig, dus die verdient dat. Maar dat is buiten de barmhartigheid gerekend. En die barmhartigheid is hoognodig, zonder kan je niet samenleven met anderen. Hoe zouden wij er voor staan mocht God niet barmhartig zijn voor ons? Hebben wij ook al eens niet gebeden vanuit een verkeerde mentaliteit? Het is dus goed dat we blijven proberen die barmhartigheid te beleven, niet alleen hier maar wereldwijd. Het is vanuit die barmhartigheid dat ons missiewerk begint en dat het een mooie vorm krijgt want barmhartigheid heeft alles te maken met liefde. Enkel als er liefde is kan er barmhartigheid zijn. En die barmhartigheid mag niet vanuit de hoogte komen, maar van mens tot mens. Zo kan het evangelie voor veel mensen echt goed nieuws worden en blijven.