3 spiegels

Beste mensen,

het evangelie van vandaag is als een sprookje met 3 spiegels.
De eerste spiegel is deze van de farizeeër:
je kent wel allemaal het sprookje van Sneeuwwitje; wel de farizeeër gebruikt de spiegel van de stiefmoeder: spiegeltje, spiegeltje aan de wand wie is de mooiste van het hele land. En uiteraard luidt het antwoord: jij farizeeër bent de mooiste.
Farizeeërs vandaag zijn mensen die voortdurend weten en gedenken hoe goed ze wel zijn. En let wel, ze zijn ook wel goed en met alles in orde en zo. Maar iemand die alleen bekommerd is om de mooiste, de beste te zijn, die gaat zich voortdurend vergelijke met anderen op alle vlakken.

Ik ben rijker, heb een betere job, een mooier huis dan de anderen.
Ik heb betere punten dan de anderen in de klas.
Ik ben veel geloviger, want ik bid elke dag en ga elke dag naar de mis.
Ik ben veel socialer dan de meeste mensen, want ik geef veel aan allerlei projecten.
Kortom: ik ben de beste.

Zo’n mensen gaan de anderen dan ook voortdurend zien als concurrenten; zij willen steeds maar beter zijn dan de anderen, en ze denken ook dat ze beter zijn. Farizeeërs zijn ook mensen die zich voortdurend verrechtvaardigen tegenover God.

Als ik goed doe, en bid en naar de mis ga: dan MOET God toch wel van mij houden, dan MOET God toch voor mij zorgen.

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand …  en ze zien alleen nog zichzelf, kijken neer op anderen en lopen met hun kop hoog in de wolken.

De tweede spiegel is deze van de tollenaar:
Deze tollenaar spiegelt zich in de ogen van de mensen en hij ziet het verdriet , de pijn en de miserie die hij heeft aangericht. Hij ziet zichzelf in de tranen van de mensen en dat doet pijn.

Hij buigt beschaamd het hoofd en slaat de ogen neer. Het is geen prettige spiegel; het is een spiegel die pijn doet aan de ogen en aan het hart. Zij maakt ons eerst en vooral klein, zij herleidt ons van opgeblazen reuzen tot de kleine mens die wij eigenlijk zijn. Deze spiegel leert de tollenaar zijn eigen zonden en zwakheden te zien en te erkennen. Maar de spiegel van de ogen en de tranen van de mensen doet nog iets anders:
zij zal uiteindelijk ook het vuil en de hardheid, de pijn en de schaamte wegwassen uit ons hart. En dan, zegt Jezus, als we heel klein zijn en leren kijken met het hart, zullen we kunnen kijken in de derde spiegel.

De derde spiegel is de spiegel van Gods vergiffenis:
als je in deze spiegel kijkt dan zie je jezelf door de ogen van God, dan zie je een mens met al zijn zwakheid en al zijn gebrokenheid MAAR graag gezien door God.


Ik weet niet of jullie dat ook zien, maar deze parabel leert ons iets wonderlijks, een levensweg:
eerst moet je het harde glas van de spiegel breken, de hoogmoed achter laten;
dan kijk je in de spiegel van de ogen van de mensen en je ziet een hoopje mens, een beetje klei dat nat wordt van de tranen;
dan kijk je door de ogen van God en je ziet hoe Hij dat natte hoopje klei opneemt en verder boetseert aan zijn klein stukje schepping. Hij boetseert de mens die Hij gedroomd heeft.
Dat is toch ook de boodschap van het scheppingsverhaal: de mens is geschapen naar het beeld van God. Wij zijn Gods spiegelbeeld. We zijn dat niet meteen, we kunnen dat worden, elke dag een beetje meer, als we leren kijken met de ogen van God, naar onszelf en naar de anderen.

Voor de kinderen heb ik nog een apart verhaal.
Jullie mogen allemaal hier vooraan komen op de trappen.

Ik hoop dat jullie, toch zeker de grootsten, goed geluisterd hebben naar het evangelieverhaal en misschien hebben jullie ook wel een beetje verstaan wat ik verteld heb over de drie spiegels.
In het verhaal van Jezus gaat het over een Farizeeër, een meneer met een hele dikke nek, die denkt dat hij veel beter is dan de anderen; dat is dus eigenlijk een slechte.
En hij vertelt ook nog over een tollenaar, een meneer die heel stilletjes tegen God zegt dat hij fouten gemaakt heeft en dat hij spijt heeft, dat is dus eigenlijk een goeie.

Ik las onlangs een heel kort verhaaltje. Een pastoor die kwam in de klas en ze waren juist bezig met die parabel. En de pastoor vroeg aan de kinderen: “Als alle goeie mensen wit zouden zijn en alle slechte mensen zwart, welke kleur zouden jullie dan hebben?”
            Ik wil de vraag eerst eventjes aan jullie stellen.
            Wat denken jullie: welke kleur zouden jullie dan hebben


Weet je wat het antwoord was van de klas. Een meisje stak haar vinger op en antwoordde:
“Eerwaarde, ik zou gestreept zijn”. Mooi hé!
Alle mensen zouden grijs zijn of in streepjes, want alle mensen maken fouten.

Mag ik nog een moeilijker vraag stellen:
Welke kleur zou God dan hebben?

Ik denk dat God alle kleuren heeft van de regenboog, alle kleuren van de schepping.
En als dat waar is dan is dat met de mensen eigenlijk ook zo. Weet je waarom we dan nu allemaal grijs of gestreept zijn? Omdat we veel te weinig Gods licht laten branden en zonder licht kun je geen kleuren zien.
Weet je wat?Laten wij met alle kinderen achteraan de kaarsjes en de gaven gaan halen. Zo kunnen we tonen dat wij willen helpen om Gods licht meer te laten schijnen over ons en over alle mensen.