Van de tempel naar huis (2010)

 

De voorlaatste zondag van oktober is missiezondag, waarop wij de solidariteit ondersteunen van alle bisdommen ter wereld voor de boodschap van Jezus.  "Spreek Heer, ik luister."  Dit is het thema dat Missio aanreikt (www.missio.be)

De Farizeeër had niet de goede aanpak en stelde zich verkeerd op.  Hij verheft zich boven de anderen.

Hebben wij christenen uit het Westen niet al te vaak de les gespeld aan de christenen in andere continenten?  Hoe laten we ons aanspreken door hun inzet en door hun zorgen?

We voelen ons dankzij de synode in Rome dezer dagen sterk verbonden met de christenen in het Midden-Oosten en hun toekomst.

Van de tempel naar huis (Lc. 18,9-14)

Lucas blijft hameren op het gebed, een van zijn lievelingsthema's.  Hij bezorgde daarover zijn lezers drie belangrijke gelijkenissen.  "De eerste, 'de lastige vriend' (Lc. 11,15-13), nodigt ons uit tot een dringend gebed: 'Klopt en er zal worden opengedaan'.  Aan wie zo bidt, zal de Vader van de hemel 'geven al wat hij nodig heeft', en bovenal de heilige Geest, in wie alle gaven vervat zijnDe tweede, 'de lastige weduwe' (Lc. 18,1-8), heeft als thema één van de eigenschappen van het gebed: men moet altijd en onvermoeibaar bidden met het geduld van het geloof.  'Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vindenDe derde gelijkenis, 'de Farizeeër en de tollenaar', heeft betrekking op de nederigheid van het hart dat bidt. 'God wees mij, zondaar, genadig'.  Onophoudelijk maakt de kerk dit gebed tot haar eigen gebed: 'Kyrie eleison!'" (K.K.K. 2613).  

Lucas brengt het verhaal van Jezus over twee mensen die optrekken naar de tempel.  Gaan ze daarheen voor een gemeenschappelijk gebed in de ochtend of gaat elk voor eigen intenties?  Die twee mannen verschillen veel van elkaar.  Het gebed kan deze wegnemen.  Lucas zal later in de Handelingen over de eerste christengemeente schrijven dat zij één van hart waren en ijverig in het gebed.  In zijn evangelie tekent hij de krasse tegenstelling tussen de Farizeeër en de tollenaar.  Let er nochtans op dat die Farizeeër met zijn eigengereide houding present was in de eerste christenengemeenschappen en dat hij in elk van ons kan zitten.  

Die man deed goede dingen, maar vanuit een groot ego.  Hij pakte uit met het goede, dat hij deed.  Dit is de techniek van goede verkopers: "het goede doen en het ook zeggen."  Bescheiden mensen zeggen eerder: « le bien ne fait pas de bruit et le bruit ne fait de bien ».  Het goede maakt geen lawaai en het lawaai brengt weinigs goeds.  De Farizeeër prijst zichzelf.  Dit mag, maar daarom moet je de andere niet misprijzen en vernederen.  Hoe gaan wij om met verschillen? Met die slordig geklede jongen, met die sigarettenroker, met die vrouw in een chique auto?  Niet vergelijken.  We doen het voortdurend.  We hebben ons gedacht over die bejaarde naast ons in de bus, die chauffeur op de weg, die moeder aan de schoolpoort.  Kunnen we aanvaarden dat God elk van hen bemint en kunnen we onze blik op hen veranderen?

Of de Farizeeër luidop zijn gedacht heeft verwoord is niet gezegd.  Maar hij drukt zijn oordeel uit ten overstaan van God, alsof hij God moet informeren.  Ruimtelijk heeft hij alvast het verschil aangetoond.  Hij staat vooraan; de tollenaar eerbiedigt een afstand.  De Farizeeër dankt God niet omdat hij in diens vriendschap zou zijn opgenomen, maar omdat hij anders is dan de anderen.  Hij pakt uit met wat hij doet en met wat hij zich ontzegt, maar spreekt niet over wat God hem geeft.  

"Hij heeft God eigenlijk helemaal niet nodig, want hij doet het zelf allemaal goed.  Een echte relatie heeft hij niet met God.  Die is uiteindelijk overbodig - zijn eigen handelen is voldoende.  De mens rechtvaardigt zichzelf.  De ander daarentegen kijkt vanuit God naar zichzelf.  Hij heeft zijn blik naar God gewend en daardoor heeft hij zicht op zichzelf gekregen.  Hij weet daardoor dat hij God nodig heeft en dat hij leeft dankzij diens goedheid, die hij niet kan afdwingen, die hij zichzelf niet kan bezorgen.  Hij weet dat hij barmhartigheid nodig heeft en hij leert door Gods erbarmen hoe hij zelf barmhartig kan worden, God gelijk.  Hij leeft vanuit een relatie, hij krijgt alles geschonken.  Hij zal altijd goedheid en vergeving nodig hebben, maar hij zal steeds weer leren dat hij ook daar moet geven.  De genade waarom hij smeekt, ontslaat hem niet van goed gedrag.  De genade is voor hem de voorwaarde om het goede werkelijk te doen.  Hij heeft God nodig, en omdat hij dat erkent, begint hij dankzij Gods goedheid zelf een goed mens te worden.  Goed gedrag is nodig, maar het wordt van een moraliserende krampachtigheid bevrijd en in relatie gebracht met een liefde volle verhouding met God.  " (Paus Benedictus, Jezusboek, p. 78). 

De tollenaar weet zich door God bemind en kan opnieuw leven.  Hij keert naar huis terug met een gelouterd hart.  Misschien is zijn huis sindsdien een huiskerk geworden.  Hij leerde inzien waar hij stond dankzij zijn nederigheid.  Door de komst van het christendom kreeg de nederigheid een hoge waarde en treedt ze meer naar voren.  Het legt immers het zwaartepunt niet op het ik, maar op de aanwezigheid van Gods wijsheid, van Gods woord in Jezus Christus.  Het krediet aan Gods woord wordt sterker dan dat aan de rede.  Paulus spreekt van Gods wijsheid, die begrepen wordt door de kleinen.  God zelf komt als nederige onder ons wonen.  De thematiek van de nederigheid is sterk voelbaar bij denkers als Augustinus en Pascal.  In zijn boek Apprendre à vivre.  Traité de philosophie à l'usage des jeunes générations wijst Luc Ferry op de alomtegenwoordigheid van de nederigheid in het christelijk denken en leven (Op. cit. p. 80-83).

"Zo je groot wil zijn, zoek daarin geen reden tot hoogmoed zoals de Farizeeër bij Lucas.  Dan zal je echt groot zijn.  Zo je denkt dat je zonder verdienste zijt, dan zal je er hebben.  De tollenaar heeft zich als zondaar erkend en zo is hij rechtvaardig geworden.  Aldus zal de rechtvaardige die zich zondaar weet, nog meer zijn gerechtigheid en zijn verdiensten zien groeien.  De nederigheid maakt van de zondaar een gerechte omdat hij de waarheid van zijn leven erkent.  In de ziel van de gerechte werkt de ware nederigheid nog veel krachtiger" (St. Johannes Chrysostomos, homilie op Matteüs, n° 3).  « Dieu donne sans mesure, mais Il veut l'humilité du cœur »" (Ste. Thérèse).  God geeft zonder mate, maar hij houdt van een nederig hart.