29e zondag door het jaar (1998)

Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?
Een goede vraag. Daarmee eindigde Jezus zijn gelijkenis over de onrechtvaardige rechter. Twijfelt Jezus nu aan ons geloof, twijfelt Hij er misschien aan dat zijn Kerk het geloof zal bewaren? Het deed me denken aan een dochter die aan haar vader vroeg: 'als ik mijn HAVO-diploma haal, krijg ik dan die nieuwe computer'? Vader antwoordde: zorg eerst maar dat je je diploma haalt. Twijfelde hij aan haar inzet en capaciteiten? Misschien wil hij haar slechts ervoor waarschuwen dat het diploma niet automatisch binnenkomt. Of die jonge bedrijfsleider die allerlei plannen maakte voor investeringen en uitbreidingen, waarop de eigenaar van het bedrijf zei: Bestaat ons bedrijf over twee jaar nog wel?

Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden? Jezus is de bedrijfsleider, wij zijn de werknemers, Hij is met ons in gesprek en Hij geeft ons belangrijke instructies voor een goed florerende tuin, dat is in dit geval Gods Koninkrijk. Zijn advies is: 'bidt altijd'. Zo begint vandaag het Evangelie: 'In die tijd leerde Jezus in een gelijkenis aan zijn leerlingen dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen'. Als dat zijn advies is, dan is het de moeite waard om na te denken over wat Hij bedoelt.

Wat is bidden? Het is een van de onderwerpen bij de ronde voor het Groothuisbezoek: Bidden wij nog? Als Jezus ons voorhoudt om steeds te bidden, dan moet bidden iets zijn dat met alles te combineren is. Want Jezus weet dat we moeten werken, eten, slapen en ontspannen.Toch kun je van Jezus zeggen dat Hij altijd bidt. Waarom? Omdat Hij alles doet in samenwerking met zijn Vader in de hemel. Zijn spreken is gebed, zijn zwijgen is gebed, zijn lopen en zitten, zijn slapen-gaan en opstaan. Alles wat Hij doet, staat in dienst van zijn Vader.

Mensen zeggen wel eens, je hoeft niet naar de Kerk om te bidden. Daar hebben ze gelijk in. De vraag is alleen wat ze daarmee bedoelen. Jezus bad inderdaad niet alleen in de tempel te Jeruzalem, maar Hij ging wel jaarlijks daarheen op bedevaart. Jezus bad niet alleen in de synagoge, maar je zag hem daar wel iedere sabbat. Jezus bad thuis en in de tempel, onderweg en in de synagoge, Hij bad in de eenzaamheid en samen met zijn leerlingen, Hij bad als Hij blij en dankbaar was, Hij bad in het diepste verdriet, in de Hof van Olijven en aan het kruis. Die opmerking: 'je hoeft niet naar de Kerk om te bidden' lijkt al te vaak een dooddoener te zijn. Wie de stijl van Jezus wil navolgen kiest voor het geheel, bidden doe je altijd, in de kerk en thuis, als je slapen gaat en opstaat, bij je eten en je ontspannen, bij je werk en bij de rust.

Maar OK, dat Jezus dat doet is duidelijk, dat zijn leerlingen die weg gaan begrijpen wij ook, maar vraagt Hij dat voor iedereen? Is dat niet iets voor een kleine groep, voor echte bidzielen? Je kan toch niet de hele dag met je rozenkrans in de hand lopen. Dat Moeder Teresa dat deed, ja, dat kunnen we wel plaatsen en een oma van in de tachtig, maar een jonge kerel die wil werken en uitgaan en leven.

Waarom geeft Jezus dat advies om steeds, ja om altijd te bidden. Daarvoor staan er de twee voorbeelden in de lezingen van deze zondag. Het eerste voorbeeld is Mozes. Het volk wordt aangevallen door Amalek. Dat betekent een strijd op leven en dood, Amalek zal niemand sparen. Waarom gaat Mozes dan bidden, waarom niet ook het zwaard gepakt en meegevochten. Misschien vanwege zijn leeftijd, maar waarom een kleine groep laten vechten in plaats van alle beschikbare krachten mobiliseren? Nee, Mozes kiest bewust voor het gebed, niet zomaar een kort gebed, niet een half uurtje zoals wij op dinsdagavond met de rozenkrans, niet een of anderhalf uur zoals tijdens de mis, of op zondagmiddag als de kerk open is voor aanbidding. Mozes bidt van de ochtend tot de middag, van de middag tot de avond, totdat de strijd gestreden is. Je kunt de vraag stellen wie er nu eigenlijk vecht. Wie wint hier de slag? Is het Jozua of is het Mozes, of is het God? Het gebed schept een wonderlijke eenheid. Jozua wint de strijd, maar hij wint dankzij het gebed van Mozes, en door dat sterke volhardende gebed geeft God de overwinning.

Valt het u op dat er bij Mozes' gebed geen woorden zijn doorgegeven, maar alleen een gebaar. Mozes hief zijn handen ten hemel. Dat was zijn gebed. Staande voor Gods aangezicht, met de handen naar de hemel geheven, op de duur zittend, vanwege zijn leeftijd, maar steeds met de handen tot God opgeheven. Dat was zijn gebed. Daar waren verder geen woorden meer nodig. Het was zijn vertrouwen, zijn geloof, en zijn volhardende houding waarmee hij als het ware de hemel bestormde. Je kunt ook kijken waarvoor Mozes bad. Hij bad voor het welzijn van zijn volk, meer nog voor Gods Volk, om stand te houden in de strijd, opdat God zijn belofte gestand zou doen. En toen hij moe werd ondersteunden Aäron en Chur zijn armen.

Als wij onze paus zien reizen, onafgebroken, onvermoeibaar, ondersteund door zijn trouwe gezellen, als wij hem zien bidden, begrijpen we dat het niet de leeftijd is, de uitstraling, zijn intellect, maar zijn gebed waarmee hij nu zijn volk, de Kerk begeleidt in de strijd en op de tocht door de tijd.

Het andere voorbeeld geeft Jezus in het Evangelie. Een weduwe die maar blijft aankloppen, tot vervelens toe, zodat de rechter overstag gaat om er maar vanaf te zijn. Zo volhardend moeten wij bidden. Als zo'n onrechtvaardige rechter op den duur al recht verschaft, hoeveel temeer dan God die zorg voor ons draagt.

Die houding van Mozes heeft de Kerk overgenomen in het gebed van de priester. Tijdens de korte gebeden en tijdens het Grote Dankgebed, het Eucharistisch Gebed verheft de priester ook de handen, om alles wat wij samen in ons hart hebben als het ware naar de hemel te stuwen. Het is om uit te drukken dat de strijd tegen Amalek steeds doorgaat, de strijd van goed tegen kwaad, van God tegen de boze. De Kerk is ook als die arme weduwe die bij God blijft aankloppen, volhardend eeuw na eeuw totdat God zijn Koninkrijk voltooit.

Jezus geeft ons een advies: Bidt altijd en verslap niet. Maar Jezus is ook een realist. Hij weet hoe zwak wij zijn. In de hof van Olijven vraagt hij aan zijn leerlingen een uur met hem te waken, het lukt ze niet, ze vallen in slaap. Volgt daarom zijn verzuchting aan het einde?: 'Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?' Misschien is dat wel de hoofdreden om steeds te bidden, dat wij het geloof bewaren, het geloof dat veel kostbaarder is dan goud of zilver, zelfs kostbaarder dan je gezondheid en je gezin, omdat het geloof je door de tijd draagt naar het eeuwige leven.

Laten we het combineren: Laten we bidden dat we het geloof bewaren. Als we dat met volharding vragen, tot vervelens toe, kan God gewoonweg niet weigeren, dan is de overwinning behaald en gaan wij Gods Koninkrijk binnen. Amen.