Als jullie geloof hadden... (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 121 niet laden

 

* De apostelen - niet zomaar de leerlingen - zeggen tot Jezus: "Geef ons meer geloof" (Lc 17,5-10). Met het woord 'apostelen' zijn de evangelisten spaarzaam. Zij gebruiken dat woord elk slechts eenmaal in hun evangelie, behalve Lucas die deze term in zijn evangelie tot zesmaal toe gebruikt en achtentwintig maal, overvloedig, in zijn tweede boek "Handelingen van Apostelen". Lucas was zeer bezorgd om de kerkleiders van de eerste eeuw, om hun zending en hun verantwoordelijkheid.

*  Merkwaardig dat zij Jezus vragen om meer geloof.  Net zoals de vader van de bezeten jongen: "Heer, ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp" (Mk 9,24). Ze zijn ervan bewust dat niet zijzelf het geloof kunnen maken. Ze kunnen het alleen maar ontvangen. Het geloof is een cadeau. Het geloof behoort tot Gods mildheid, de mateloze gave van Zichzelf. Ze kunnen zich er enkel vragend voor ontsluiten, ruimte maken, de sprekende God in eigen leven toelaten en aanvaarden. Het gaat om een  relatie tussen mens en God. Het heeft met hoofd en hart te maken. Liefde en geloof hebben dezelfde taalwortel. -  De gevolgtrekking hiervan duidt Jezus in twee frappante beelden:

 

1. "Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje..."

 

- Het beeld van het mosterdzaadje gebruikte Hij al in een parabel over het Rijk Gods (Lc 13,19): dit allerkleinste zaadje werd een grote boom waarin vogels komen nestelen. Zulke sprankel geloof zou de mens in staat stellen een diepgewortelde moerbeiboom in de zee te verplanten. Er is een variant: men zou hiermee een berg verplaatsen: een geloof dat bergen verzet (Mt 17,20). Sterke oosterse beeldspraak. Die openheid voor God wordt stevigheid in God. God wordt  rots en sterkte. De schat van het steeds hernieuwde en verdiepte geloof wordt een kracht die de mens omvormt en toelaat om wonderen te verrichten. God zelf is het die aan het werk gaat in de mens. Daarom "kan alles voor wie gelooft" (Mc 9,23). Zo zien we hoe in die kracht de heilige Paulus de wereld rond de Middellandse Zee voor Christus kon winnen in weerwil van het toenmalige heidendom en de Joodse tegenwerking. Daarom schreef hij aan zijn leerling Timoteüs: "Vergeet niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade die in u is... God gaf ons een geest van kracht...  Bewaar de u toevertrouwde schat met de hulp van de H. Geest die in ons woont" (2 Tim 1,6-14 - tweede lezing).

- Het ongeloof was Jezus' ergernis: "O ongelovig en verworden geslacht, hoelang nog moet Ik bij u zijn en u verdragen ?" (Lc 9,41). De struikelblok om tot geloof te komen is de cocon van het eigen vooroordeel, de hoogmoed van de geest die weelderig tiert waar God vergeten wordt en het gebed gedoofd is. Het geloof gaat niet in tegen de rede, maar overstijgt de beperktheid van de rede; het gaat niet in tegen de menselijke zekerheid, maar het ontmaskert de zwakte ervan. Het staat haaks op ons materialistisch levensgevoel. Het wordt pas zichzelf doorheen de nacht, die gaandeweg het ware daglicht wordt. "Het geloof moet het hard hebben om geloof te zijn" (prot. theol. Karl Barth).

 

2.  Het tweede beeld is dit van de gedekte tafel en de misbare knecht.

 

- Alleen Lucas heeft deze parabel voor ons bewaard. Lucas was arts, gezel en leerling van Paulus. Hierin horen we het geliefde thema van die grote Apostel: onze eigen ontoereikendheid tegenover de overgave aan wat God in zijn liefde voor ons wil doen. "Die gerechtvaardigd is door het geloof zal leven" (Rom 1,17; Gal 3,11). "De rechtvaardige blijft leven door zijn geloof" (Hab 2,4 - eerste lezing). Dit wordt niet verdiend door de mens. Het is gave van God. Er leeft bij ons het pretentieuze denken dat wijzelf op eigen kracht en dank zij eigen capaciteiten aan ons en aan de wereld het goede moeten brengen. Daarom verbaast het dat Jezus spreekt van 'nutteloze' of 'onnutte' knechten die nochtans alles doen om trouw hun plicht te vervullen. Het is wellicht beter 'nutteloze' of 'onnutte' hier te vertalen door 'onnodige', 'misbare' of 'vervangbare' (Gr.: 'a-chreioi') knechten. Wij zijn verwisselbare instrumenten in Gods hand. Hij kon hiervoor ook anderen kiezen. "Het geloof is zonder werken dood" (Jac 2,17). Maar het ware werk gebeurt door de Heer zelf die in en door ons bezig is. We vergeten vlug Jezus' woord op het laatste avondmaal: "Los van Mij kunt ge niets" (Joh 15, 5). Geloven is juist zo leven dat Hij alles in en met ons kan verrichten in dienst van het Rijk Gods, in ware dienst aan de wereld. Het is plooibaar zijn onder de stuwing van Gods Geest. Dit geloven behoort tot de grondhouding van de christen. Daarom noemen wij onszelf 'gelovigen'. Vanuit Gods actie in ons - die genade is - begrijpen we waarom Jezus zoveel belang hecht aan het geloven. Geloven is de sleutel van het leven. Die oproep komst steeds terug: "Uw geloof heeft u gered" (Lc 7,50; 8,48; 17,19; 18,42...). De mislukking echter ligt aan geloofstekort (Lc 8,25; 18,27).

 

* De huidige kerkcrisis voert gemakkelijk tot paniekstemming of defaitisme. Het blijft de constante uitdaging voor kerkvolk en kerkleiders absoluut vanuit het geloof te leven. Steeds zijn we weer geneigd om te grijpen naar menselijke middelen en structuren, terwijl de allereerste opgave ligt in het geloof dat ons aanzet tot geloofsverdieping en spirituele vorming vooral bij degenen die in later verantwoordelijkheid gaan dragen, tot trouw aan het authentieke geloofsonderricht in parochies en onderwijsinstellingen, tot terugkeer op vele plaatsen naar ware liturgie en eucharistisch leven. - "Dit is de zege die de wereld overwint: ons geloof" (1 Joh 5,4). "Zalig wie geloofd heeft" (Lc 1,45).