Zeg me wie je vrienden zijn en ik zal zeggen wie je bent

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Je kunt soms door een of andere toevalligheid in de knoei komen te zitten. We kunnen hier alvast denken aan een vader of moeder, van wie een opgroeiende zoon of dochter nou niet precies in de voetsporen treedt van zijn of haar ouders. Maar wie je in zo'n geval zeker kunt missen, zijn mensen die je komen vertellen: "Had je maar niet zo stom moeten zijn; ik heb je van te voren gewaar-schuwd; ik heb het je nog zo gezegd, maar je wilde niet luisteren; je had maar wat beter moeten uitkijken". En meer van dat fraais. Dat soort natrappers maakt het alleen nog maar erger. Je krijgt de neiging om de deur achter ze dicht te gooien. Ze houden je een spiegel voor, waar je nou echt geen behoefte aan hebt.

De gebeurtenis waarover Lucas in het evangelie spreekt, heeft plaats wanneer over Jezus al de dreiging van de kruisdood hangt. Meestal vind je aan het begin van een stukje evangelie een soort leeswijzer om te weten waar het over gaat. Dat is ook in deze lezing het geval. De farizeeën, keurige, nette heren, winden er zich over op, dat het volk iemand achternaloopt die zonder de minste remmingen zo ongedwongen omgaat met tollenaars en andere mensen van twijfelachtig allooi, allerlei wrakhout dat aanspoelt aan de rand van de Joodse maatschappij. Als je jezelf respecteert, dan blijf je bij dat tuig uit de buurt. Blijkbaar is de reden waarom die deftige heren zich zo opwinden, niet dat zij zich tekort gedaan voelen, maar eerder dat zij voelen dat hun invloed daardoor bedreigd wordt. Mensen als Jezus zouden de hele Joodse samenleving op d'r kop kunnen zetten. Het dulden ervan zou een godsdienstige en zelfs politieke aardverschuiving kunnen veroorzaken. En die overtuiging van de schriftgeleerden en farizeeën zal Jezus ten slotte aan het kruis brengen. Maar voordat het zover komt, wordt Jezus door die schriftgeleerden en farizeeën alvast een soort spiegel voorgehouden. Ze willen Hem even wijzen op het feit dat dat soort mensen opzoeken en met hen tafelen, geen manier van leven is voor een fatsoenlijk mens, en nog minder voor iemand die beweert een zending van God uit te voeren. Want wie met pek omgaat, wordt er ook mee besmeurd. "Zeg me wie je vrienden zijn, en ik zal je zeggen wie je bent". En als je niet naar ons wilt luisteren, dan moet je maar weten wat ervan komt. Maar in de twee parabels die Lucas hier vertelt, kaatst Jezus de bal terug.

Voor ons zijn die parabels misschien niet zo onmiddellijk duidelijk. Wat kan ons nu een drachme schelen of een verloren schaap? De waarde van een drachme zou je misschien kunnen vergelijken met de waarde van twintig frank. Nu zal wel niemand van u zijn hele huis overhoop zetten als hij twintig frank kwijt is. Maar voor een arme vrouw in de tijd van Christus was een drachme een heel fortuin. En dat verloren schaap zegt ons ook al niet zo veel. Er zullen er onder u wel niet zo veel zijn die een schaap als troeteldier hebben. Maar laten we dat schaap eens vervangen door een hondje dat u kwijtgeraakt bent. Dan moet u de kinderen zien, als het hondje springlevend teruggevonden wordt. Zo wordt, denk ik, de bedoeling van die twee verhalen wel iets duidelijker.

Maar het gaat in deze twee verhaaltjes natuurlijk over iets van meer betekenis dan dat je het zoeken niet moet opgeven als je iets kwijt bent. Ik geloof dat ik nog eens mag beklemtonen dat Lucas zijn evangelie schrijft voor mensen die een generatie ná Christus leven, dat die schriftgeleerden en farizeeën christelijke schriftgeleerden en farizeeën zijn, en dat daarom die parabels nog altijd even actueel zijn. Want, zoals er in de christelijke gemeenschap waarvoor de evangelist schreef, farizeeën waren, zo zijn er in onze christelijke gemeenschappen ook nog altijd farizeeën. Sterker nog: de evangelist wil dat wij zelf in de schoenen van de farizeeën gaan staan, want in ieder van ons schuilt een farizeeër, een farizeeër die maar niet kan begrijpen dat je ook als fatsoenlijk mens alles moet doen wat je kunt om een verbroken menselijke relatie zoals met de tollenaars weer te herstellen: kinderen die ruzie hebben met hun ouders of omgekeerd, man of vrouw die hun echtgenoot of echtgenote afgeschreven hebben, verbroken verhoudingen met buren of vrienden, en in die omstandigheden reacties als: hij moet eindelijk maar eens toegeven... Zolang ze niet inziet dat ... Ze moeten maar naar hun eigen vuile was kijken...

God wil dat wij een beetje zijn houding aannemen, dat we blijven proberen om verstoorde menselijke verhoudingen weer vlot te krijgen, dat we mensen die in onze ogen fout geweest zijn, weer in onze vriendschap opnemen, dat we hun het beste durven gunnen, ook al verdienen ze het volgens ons oordeel niet. God wil dat we het verkeerde in het leven van een ander vergeven en vergeten, zoals Hij vergeeft en vergeet.