Paulus, een oud man

De brief aan Filemon is een kort en mooi briefje. Het is heel persoonlijk. Het is van Paulus, die van zichzelf zegt dat hij oud is en in de gevangenis zit. Dit is wel een bijzondere soort captatio benevolentiae, bedoeld om de aandacht van Filemon te wekken. De brief is gericht naar een medechristen, een man met aanzien. Het gaat over Onesimus (Kol. 4,9), een slaaf die door het contact met Paulus christen is geworden.

Waar zat Paulus in de gevangenis, toen hij deze brief schreef? In Efese of in Rome? Er zal in ieder geval wat tijd verlopen zijn eer de brief bij de bestemmeling terecht kwam en Paulus daarop een antwoord kreeg. Met internet en de moderne communicatie gaat het vlugger. Maar dan zouden wij dit mooi document gemist hebben. Een brief is anders dan een mail of een sms.

Het getal der jaren

Hoe oud was Paulus toen hij de brief schreef? Hij zou geboren zijn in het jaar 8 van onze tijdrekening. Hij is in Rome vermoord tussen de jaren 63 en 68. Zo de brief in Efese is geschreven, zou dit in het jaar 55 geweest zijn.

Paulus noemt zich een oud man. Het is een van de weinige keren dat hij dit vermeldt. In zijn tweede brief aan Timotheus schrijft hij: “Het moment waarop ik heenga nadert. Maar, ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden” ( 2 Tim. 4,6-7). We worden oud wanneer we merken hoe schoon de jeugd is. Wie veroudert, beseft dat de tijd die voor ons ligt verkort. Wat ik gisteren kon, kan ik vandaag niet meer. En morgen zal ik niet meer kunnen wat vandaag nog kan.

“De benen zijn wel stram, maar het hoofd is nog goed” hoor je wel eens zeggen. “On a peut-être l'âge de ses artères mais le coeur n'a pas d'âge” (Stephen King). Het lichaam veroudert, de geest blijft levendig. Alhoewel, er kan vroegtijdige dementie optreden. “Het vergankelijk lichaam is een last voor de ziel en onze aardse gebondenheid belemmert de beweeglijke geest” (Wijsheid, 9;15).

De gemiddelde levensduur in België is 81,5 jaar. Veel ouderen blijven lange tijd in een deugdelijke form. Paulus was ver af van dat cijfer, wanneer hij zijn brief schreef aan zijn vriend. Paulus maakt in zijn brieven, vooral in 2 Kor. 11 zonder enig zelfbeklag gewag van wat hij heeft doorstaan en meegemaakt. Maar hij wijdt geen beschouwingen aan de ouderdom.

Hij zegt wel regelmatig dat wij de oude mens moeten afleggen, maar daarmee bedoelt hij dat wij ons moeten keren tot Christus, in wie wij allen nieuw worden (Ef. 4,22; Kol. 3,5-11).

Hij zegt dat hij wenst bij God te komen en dat hij uitziet naar het sterven, maar dat hij, als het beter uitkomt, in leven wil blijven (Fil. 1,20-21). “Vieillir c’est se rapprocher un petit plus de Dieu chaque jour” (Jean Guitton).Voor Paulus is leven Christus en sterven winst. “Als ik blijf leven, kan ik vruchtbaar werk doen, maar toch weet ik niet wat ik moet kiezen. Ik word naar twee kanten getrokken: enerzijds verlang ik ernaar te sterven en bij Christus te zijn, want dit is het allerbeste; anderzijds is het omwille van u beter dat ik blijf” (Fil. 1,21-24).

Paulus heeft bij zijn reizen van mensen afscheid moeten noemen. In Milete spreekt hij voor het laatst tot de oudsten van Efese: “Ik weet dat niemand van u, aan wie ik op mijn reizen het koninkrijk heb verkondigd, mij terug zal zien” (Hand. 20,25). Zijn toehoorders waren zo ontdaan omdat Paulus hun gezegd had dat ze hem niet terug zouden zien (Hand. 20, 8). Elk afscheid is een beetje sterven.

Partir, c'est mourir un peu,

C'est mourir à ce qu'on aime :

On laisse un peu de soi-même

En toute heure et dans tout lieu.

C'est toujours le deuil d'un vœu,

Le dernier vers d'un poème ;

Partir, c'est mourir un peu. 

C'est mourir à ce qu'on aime.

Et l'on part, et c'est un jeu,

Et jusqu'à l'adieu suprême

C'est son âme que l'on sème,

Que l'on sème à chaque adieu...

Partir, c'est mourir un peu

Dankbaar

Paulus geeft blijk van een groot vertrouwen en hij is dankbaar om wat hij heeft mogen doen. In zijn brief aan Timoteüs schrijft hij dat het moment van zijn heengaan nadert. Hij kijkt vertrouwvol naar de toekomst: “Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden” (2 Tim. 4,4-6). Hij is dankbaar om wat hij heeft kunnen doen in het leven. Hij heeft in God zijn vertrouwen gesteld, van wie Jesaja zegt; “Tot in je ouderdom blijf ik dezelfde, tot in je grijsheid zal ik je steunen. Wat ik gedaan heb, zal ik blijven doen, ik zal je steunen en beschermen” (Jes./ 46,4).

Paulus had zorg voor de talenten van Titus en Timotheüs, zijn jongere medewerkers. “Sta niemand toe dat hij vanwege je jeugdige leeftijd op je neerkijkt, maar wees voor de gelovigen een voorbeeld in wat je zegt, in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid” (1 Tim. 4,12). Hij geeft aan Titus richtlijnen voor zijn werk in Kreta, onder meer praktische aanwijzingen over oudere mannen en vrouwen. “Oudere mannen moeten sober, waardig en bezonnen zijn, en gezond in het geloof, de liefde en de volharding. Ook oudere vrouwen moeten zich ingetogen gedragen, ze mogen niet kwaadspreken of verslaafd zijn aan wijn. Ze moeten goede raad weten te geven” (Titus,2,1.3). Paulus had veel medewerkers en kende veel mensen, onder hen een aantal oudere, zoals de moeder van Rufus. “Groet Rufus en zijn moeder, die ook voor mij een moeder is” (Rom. 16,13).

Bijbelse gestalten

In de Bijbel zijn er grote variaties in de bereikte levensjaren. Het record ligt bij Matusalem die in totaal 969 jaar leefde en daarna stierf (Gen. 5,27). Maar dit is in de voorgeschiedenis.

Abraham en Sara waren hoog bejaard; Abraham was honderd toen Izaäk werd geboren. Hij behaalde de leeftijd van 175 jaren “En Abraham gaf den geest en stierf, in goeden ouderdom, oud en des levens zat, en hij werd tot zijn volken verzameld” (Gen 25,7-8 in de vertaling van de Statenbijbel).

Mozes was tachtig bij de Uittocht en was 120 toen hij stierf in het zicht van het beloofde land. Is het omdat ze broccoli hebben gegeten en elke dag meer dan duizend voetstappen hebben gezet dat ze zo oud zijn geworden? (Olivier Brès, La vieillesse, les générations et la Bible in Réforme, oct. 2014)

Volgens de psalmist is de leeftijd van een mens zeventig en als het goed gaat tachtig. De rest is kommer en kwel” (ps.90). Maar in psalm 92 vergelijkt hij de rechtvaardigen mets ceders. “Al zijn ze oud, ze brengen sappige vruchten voort” (Ps 92.13-16). Jesaja voorziet een nieuwe tijd in een vernieuwd Jeruzalem:” Geen zuigeling zal daar meer zijn, die slechts enkele dagen leeft, geen grijsaard die zijn jaren niet voltooit; want een kind zal pas sterven als honderdjarige en wie geen honderd wordt, geldt als vervloekt” (Jes. 65,20). Een wonder vers, we kunnen hier ook te oud worden! Prediker vindt het niet zo verkeerd dat mensen sterven. Hij klaagt over het gehoor dat verzwakt en het gezicht dat vermindert: “wanneer de molen geen geluid meer maakt en het fluiten van de vogels ijl van toon wordt” (Prediker 12,4). Hij geeft zijn lezers de raad: “Gedenk je schepper in de dagen van je jeugd – voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen, waarvan je zegt: In deze jaren vindt ik weinig vreugde meer” (Pred. 12,1).

De Bijbel heeft eerbied voor Eleazar die tot het einde toe trouw blijft aan het geloof en overtuiging. “Het zou mijn leeftijd onwaardig zijn wanneer ik huichelde en bij de jongeren de veronderstelling zou wekken dat ik op mijn negentigste jaar nog uitheemse gebruiken had overgenomen” (2 Makk. 6,24). “Zijn dood was voor de jongeren en voor bijna iedereen een onvergetelijk voorbeeld van edelmoedigheid en deugd” (2 Makk. 6,31).

De Bijbel looft de dagen waarop oud en jong samen kunnen zijn. Jeremia hoopt op de dag van de bevrijding, waarop elke stam van Israël God erkent; “Dan dansen meisjes vrolijk in de rei, jongeren en grijsaards dansen mee” (Jer. 31;13).

De profeet Joël voorspelt de dag waarop God zijn Geest zal uitstorten over alle mensen. De zonen en dochters zullen profeteren, oude mannen zullen dromen en jongeren zullen visioenen zien (Joël, 3,1).

Bij de overgang van Oud naar Nieuw Testament staan twee bejaarde mensen in de tempel: Simon en Hannah, een weduwe van 84. Ze mogen een kind begroeten, dat een nieuwe jeugd brengt. Het is een licht voor de heidenen en een eer voor Israël (Lc. 2,32). Groot geworden, nodigt Jezus iedere mens uit met zijn lasten naar hem te komen (Mt 11,28). Bij hem kunnen zij opnieuw geboren worden, ook al ze al oud zijn. Dit zegt Jezus in het nachtelijk gesprek met Nicodemus (Joh. 3,3-5). Op elke leeftijd zijn we waardevol en kostbaar in Gods ogen.

Voor deze nieuwheid heeft Paulus zich ingezet. In zijn brief aan Filemon wenst Paulus dat Filemon in staat zal zijn met een nieuwe blik Onesimus terug op te nemen en hem vrijheid te schenken.

In zijn brieven aan de kerk in Korinthe vraagt Paulus aandacht voor wie zwak is. Ouderdom is geen zwakheid. Maar bij de ouderen zijn er zwakken, aangewezen op het begrip en de hulp van sterkere. Mensen lijden er onder wanneer ze afgeschreven worden.

In alle culturen beseffen ouderen dat er veel veranderd is. Jongeren kunnen de ouderen bevragen over wat ze van de wereld gemaakt hebben en wat ze daarin hebben verwaarloosd. Maar ook aan de jeugd zal gevraagd worden hoe ze met de ouderen zijn omgegaan.

Paulus heeft in zijn leven een ervaring gehad die zijn leven heeft veranderd. Het was de ontmoeting op de weg naar Damascus. Daar heeft hij zijn vertrouwen gesteld in de Heer en is er trouw aan gebleven. Paulus was overtuigd dat er een groei is in geloof, hoop en liefde. “Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik het kinderlijke achter me gelaten” (1 Kor. 12, 11). Binnen de lange tijd van het volwassen zijn kunnen we elke dag verder groeien in geloof, hoop en liefde.