Gods wereld voleinden

Zolang we nog jong en in de zogenaamde „beste leeftijd“ zijn komt de handeling die we in de kerk op Aswoensdag doen toch wel raar over:  Asse op je hoofd aanbrengen.

Maar eens de zestig voorbij, voelt ge de betekenis van dat teken ook reeds in je eigen lichaam: “Gedenk o mens dat ge van stof zijt, en tot stof zult wederkeren.”  Eens die leeftijd bereikt, heb je niet alleen op Aswoensdag een wat verstoft hoofd, maar merk je alle dagen weer in toenemende mate dat de bloeitijd van je lichaam langzaam ten einde gaat en je steeds meer wordt geconfronteerd met allerlei mankementjes en met sleet. Je wordt je er plots van bewust dat er aan dat leven van jou ooit wel eens een einde komt. Bij dat besef past een passage uit het Evangelie van Johannes waarin Jezus zegt: „Straks komt de nacht, en dan kan niemand iets doen." Vooral de omstandigheden waarin Jezus dat zegt zijn interessant. Jezus was met zijn leerlingen onderweg. Dan zien ze een man die blind geboren is en de leerlingen vragen aan Jezus: Hoe komt het dat hij blind geboren is? Heeft dat met straf voor zonde te maken?  Sommige zaken, waarop men geen antwoord had, wierpen, net zoals bij ons nu, ook toen reeds vragen op. Wij vragen ons toch ook af waarom sommige mensen zo erg door het lot worden getroffen. Wij kunnen de dingen analyseren, vinden dan nog geen bevredigend antwoord, en denken tenslotte: Lieve God, had ge dan werkelijk geen betere wereld kunnen scheppen?  Dat een ziekte of een gebrek het gevolg van zonde zou zijn, dat was toen  de algemene overtuiging. Maar Jezus geeft hier een verbluffend antwoord: “De blindheid van deze man heeft helemaal niets met zonde vandoen, maar het is zo omdat ik daar iets moet aan doen. Gods werk moet door hem zichtbaar worden!“  En dan betrekt Jezus er ook de leerlingen bij: „Zolang het dag is moeten wij het werk doen van Hem die mij gezonden heeft; straks komt de nacht, en dan kan niemand meer iets doen.”    

In de wereld is er veel niet zo, zoals wij het zouden willen. En dat schuiven we dan graag in de schoenen van God. Maar God wil in en door ons werken, hij wil dat samen met en door ons terug goed maken. De schepping duurt nog altijd voort. Wij moeten zolang het nog dag is, Gods werk volbrengen. Wij moeten uit alles wat wij ter beschikking hebben het beste proberen te maken. “Zo lang ik in de wereld ben, ben ik het licht van de wereld” zegt Jezus, “bij mij kunnen jullie zien hoe het gaat.” Dan spuwt Hij op de grond en begint de blinde te genezen.  Wij kunnen dat natuurlijk niet op dezelfde manier, maar uit het verhaal kunnen we opmaken dat God op ons rekent voor wat de toestand op aarde aanbelangt.  Wij kunnen zijn goede bedoelingen aannemen en ons er met al onze kracht voor inzetten. En dat moeten we doen zolang het dag is, zolang we nog leven en bij krachten zijn. Want de nacht, waarbij niemand nog iets kan doen, komt zeker!   

Vandaag laten we ons tekenen met asse om ons eraan te herinneren dat die nacht waarover Jezus het heeft ook voor u en voor mij zal komen. Maar Jezus wil ons zeggen: tot zolang is het dag, en zolang het dag is kunnen we blij zijn en hem benutten! En wanneer er iets gebeurt dat zo niet zou mogen zijn, vraag dan niet te lang waarom en hoezo. Denk er dan veeleer aan dat je Gods werk moet voleinden, dat je nog iets in Gods zin moet doen. Kijk naar Jezus, waarover het in een lied klinkt: „Ik ben het licht, ik verlicht jullie weg met mijn leven!

Gezien in het licht van deze Bijbeltekst, leidt het askruisje ons tot een fascinerende kijk op ons eigen leven. De nacht komt voor iedereen, zonder uitzondering. Maar de dag ervoor, de tijd van ons leven, die ons gewoon geschonken wordt, heeft een unieke zin: Namelijk dat wij met die onvolmaakte, onafgewerkte wereld kunnen doen wat God zou doen; in die wereld Gods werk mee uitvoeren.  De vasten, die tijd voor bezinning en ommekeer met blik op Pasen, is best geschikt om ons met die kijk op het leven bezig te houden. Veel dingen waarmee wij  onze dagen vullen liggen reeds in de lijn van Jezus, andere dingen moeten we misschien anders gaan doen, en sommige dingen moeten we er misschien bij nemen.  Maar dat we onze aanwezigheid hier op aarde mogen definiëren als het volbrengen van Gods werk aan de wereld, daar mogen we zeker blij om zijn.  Gedenk o mens dat ge van stof zijt, en tot stof zult wederkeren! Maar bedenk ook dat ge, tot dat tijdstip komt, de opdracht hebt om in Gods naam en in Gods zin iets voor de voleinding van de wereld te doen!  Amen