Evangelieprikje 2015

De Paastijd loopt ten einde en Jezus maakt zich dus klaar om letterlijk het tijdelijke voor het eeuwige te wisselen. Het afscheidsgebed dat we vandaag hoorden in het evangelie is een gebed dat Hij uitsprak voor het tijdelijke afscheid. Zoals een moeder of vader op hun sterfbed vooral denken aan wat er gaat gebeuren met hun kinderen, zo is Jezus ook duidelijk bezorgd om wat er van zijn leerlingen zal worden. Want, als Hij sterft, is diegene die hen samenbracht en samen hield er niet meer.  Het is niet alleen de nachtmerrie van ouders, maar ook van stichters van bewegingen en/of bedrijven. Allemaal zitten ze met dezelfde vraag: hoe kan datgene wat wij gestart hebben mijn dood overleven? Het is zeker ook voor ons bemoedigend te weten dat Jezus gebeden heeft voor zijn leerlingen. Net als wij zijn die leerlingen dus geen supermensen die wel voort kunnen zonder hun Meester.  In die zin mogen we hopen dat Jezus bij de Vader nog altijd voor ons bidt.

Wat zegt Jezus in dat gebed? Heel wat, we halen er een ding uit. Vooreerst zegt Hij dat er spanningen zijn tussen Zijn leerlingen en “de wereld” omwille van hetgeen Hij hen als Blijde Boodschap doorgegeven heeft. De woorden die Johannes Jezus laat gebruiken zeggen wellicht meer over de tijd waarin het geschreven is dan de bedoeling van Jezus. Er was, is uiteraard wel wat spanning tussen de Boodschap die wij brengen en de Boodschap die de wereld ingestuurd wordt door o.a. TV, medemensen, games, … Maar om nu te zeggen dat men ons haat, dat is misschien wel wat te sterk uitgedrukt, ten minste als we IS buiten beschouwing laten. Die spanning is er vandaag nog altijd. Toch wil dit niet zeggen dat Jezus wil dat we ons uit de wereld terug trekken. Dat zou pas raar zijn: een God die mensen zo lief heeft dat Hij mens wil worden om onder de mensen te kunnen wonen die dan vraagt aan die mensen om de wereld de rug toe te keren. Christenen worden dus verondersteld te leven in de wereld zonder zomaar klakkeloos alles over te nemen van wat er leeft in de wereld. Meer nog, het is naar die wereld dat wij gezonden worden om de Blijde Boodschap met woord en daad te verkondigen. Om dit te doen en te kunnen blijven doen, is het belangrijk dat we altijd weer beseffen dat we niet onze waarheid aan het verkondigen zijn, maar een waarheid van Iemand die ons overstijgt. Om er ons zeker van te vergewissen dat we wel die waarheid en niet onze waarheid verkondigen is het belangrijk verbonden te blijven met Diegene die ons zendt. Die verbondenheid kan er zijn door gebed maar ook door ons spreken en handelen te confronteren met hetgeen de evangelisten ons als een kostbare schat hebben doorgegeven. Dat altijd weer blijven doen en er ook altijd weer tijd voor vrij maken, is niet bijkomstig. Ook vandaag lijkt niet-evangelisch leven aantrekkelijk, soms misschien wel eens aantrekkelijker dan evangelisch leven. Bij alles wat we horen en zien moeten we ons tekens weer afvragen of de menswaardigheid van de mens niet aangetast wordt. Dat laatste kan niet, want de mens is beeld van God, aan de menswaardigheid van de mens raken is dus God raken. Elk mens dient dus met respect en eerbied behandeld te worden, elk mens moet vrij kunnen leven. Dat klinkt allemaal vanzelfsprekend toch zijn er hedendaagse goden die dat wel eens op losse schroeven durven zetten: Geld, Macht, Seksualiteit zijn maar enkele namen van “goden” die in de wereld van vandaag misschien wat buitensporig aanbeden worden. Op zich is er natuurlijk niks verkeerd mee, maar als alles moet wijken, dan moeten we onze kritische voelsprieten hun werk laten doen. Ok, er moet geld zijn om de economie te doen draaien, maar offeren we alles op aan nog grotere winsten, zelfs als de menswaardigheid van de arbeider in het gedrang komt? Uiteraard moet er mensen zijn die de macht hebben en belangrijke beslissingen nemen, maar die macht moet altijd ten dienste staan van de mens en dient dus zeker niet om de mens te verknechten. En zo kunnen we nog even doorgaan … altijd weer zal die spanning tussen onze Blijde Boodschap en de kreten die weerklinken in onze samenleving zichtbaar worden. We hoeven dat zelfs niet eens erg te vinden, we moeten er alleen over waken dat we er niet aan toegeven en dat we mensen blijven die leven vanuit de Blijde Boodschap, die leven wil geven en doorgeven vanuit de liefde die God ons heeft toebedeeld. We doen dat best door gewoon vanuit die liefde te spreken en te handelen. Niemand zit te wachten op een veroordelend vingertje, op een vernieuwde paternalistische kerk , wel op mensen die zo geestdriftig zijn omdat ze zich gedragen weten door Gods liefde voor hen en voor elk ander mens.