Hemelvaart (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

"Lieve hemel". Zo heet een galerie in de Nieuwe Spiegelstraat. Dáár voor de deur, op die hoogte in de Spiegelstraat, zéég op Koninginnedag in elkaar de hartsvriendin van één van ons. U herinnert zich: Koninginnedag was zonnig. De vriendin in kwestie had zich bij het verlaten van de woning mooi aangekleed. Haar dochter had haar er een compliment over gemaakt: "Goh mam, wat zie je er mooi uit." Samen met haar man was ze de straat op gegaan, had zij zich begeven in het Koninginnedaggedruis en is ze dus in de Nieuwe Spiegelstraat ter hoogte van nota bene de galerie Lieve Hemel zomaar opeens in elkaar gezakt. Men is meteen begonnen met reanimeren. Een ambulance was ondanks de Koninginnedagchaos redelijk snel ter plaatse, maar wát men ook reanimeerde: deze mooie, gelukkige vrouw, hartsvriendin van één van onze parochianen, is gestorven.

Dat moet wat zijn dierbare gasten en parochianen: als iemand met wie je zóveel gedeeld hebt "er opeens niet meer is". Denk aan haar man. Denk aan haar dochter. Denk aan de hartsvriendin: Opeens is daar dan in je bestaan een barstensvolle leegte en een oorverdovende stilte.

Zo stel ik het mij voor dat het ook geweest moet zijn in de hechte club mensen rond Jezus van Nazareth, de Christus. Wie was Hij? Een geweldige, een prachtige, een hartverwarmen- de aanwezigheid. Jezus was licht. Hij was vuur. Hij was liefde. En opeens was Hij, een man in de kracht van z'n leven; opeens was Hij weg, was Hij dood (gekruisigd!) en begraven. Barstensvolle leegte en oorverdovende stilte, ook toen, rond Jezus, rond de plek die Hij had ingenomen in het leven van al zijn vrienden en geliefden.

Dat wil zeggen … De leegte en de stilte die zo'n dode achterlaat, daarin, daarmee, van daar uít gebéurt natuurlijk van alles. De leegte, de stilte die zo'n dode achterlaat spréékt. Herinneringen zijn nog zo vers. Je komt allerlei voorwerpen tegen en stuit op allerlei omstandigheden waarin en waardoor je met hem of haar geconfronteerd wordt, soms heel onverwachts en op de gekste plekken. Er komen nog brieven met haar of zijn naam er op. Je kunt je nog heel gemakkelijk voorstellen dat hij of zij elk moment kan binnenlopen. In dromen die mensen hebben gebeurt dat zéker. "Na zijn sterven toonde Hij hun met vele bewijzen dat Hij in leven was. Hij verscheen hun gedurende veertig dagen en sprak met hen (…)." En "Hij at (zelfs) met hen". Zó hoorden wij het vandaag in het boek der Handelingen van de Apostelen.

Moeten we dat nu letterlijk nemen? Is dat nu echt zo gebeurd? De evangelist Lucas, die ook de auteur van de Handelingen van de Apostelen is, wil het ons zeker doen geloven. En Lucas is, daaraan twijfel ík in elk geval niet; Lucas is geheel bona fide. Hij is betrouwbaar. Op uiterst indringende wijze zijn Jezus' eerste leerlingen na Zijn dood opnieuw met Hem geconfronteerd geworden, was Hij nog zéér aanwezig, zágen zij Hem en gaf Hij hen aanwijzingen. Zo moet het geweest zijn. Wat precies de aard van die aanwezigheid en dat zien geweest zijn, dat weten we natuurlijk niet. We zijn er niet bij geweest. En ik moet u zeggen veelgeliefden: eigenlijk interesseert het mij ook niet. We kunnen het antwoord op die vraag mijns inziens gerust in het midden laten, laten rusten. Jezus is in mijn bestaan echter een levende werkelijkheid en ook in dat van u, want anders was u als kerkganger vandaag niet hier.

"Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft, vuur dat nooit meer dooft." Die zang, van Taizé, begeleidt voor mij sinds vele jaren het ontsteken van het paasvuur in de paasnacht. Ja! Dat is Pasen! Vuur, dat van Jezus, dat van God, dat niet en nooit dooft.

Maar vandaag, op dit hoogfeest van 's Heren Hemelvaart, realiseren wij ons dat de nog heel verse, zichtbare en tastbare aanwezigheid van de pasoverledene wél voorbijgaat. De afwezige aanwezigheid daarvan wordt rustiger, die verdwijnt naar de achtergrond, die verdwijnt naar de hemel, uit het oog, maar niet uit het hart. Ja, die levende dode, Jezus of wie ook maar die ons werkelijk lief was en ons écht wat heeft gezegd; Hij (hij) of zij zit in ons. We dragen Hem (hem) of haar met ons mee. En overal waar wij komen, daar komt, daar ís Hij (hij) of zij.

"Gaat uit over heel de wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping". Die montere, ópgetogen en opwékkende woorden bereikten ons vandaag vanuit het Marcus-evangelie. "(…) zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden." Zo voelt het voor mij als predikant wérkelijk moet ik u zeggen veelgeliefden. Ja, zo is het. Ik sta hier vóór en namens Hem. En Hij staat achter mij. En dan die tekenen "die de gelovigen vergezellen". Marcus noemt ze: "duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen zullen deze genezen zijn."

Waar moeten we aan denken? Ik denk: als wij met Hem, met Jezus, met God zijn, als wij ons bewust zijn van Zijn aanwezigheid in ons en boven ons, als wij leven vanuit Hem, dan vloeien alle angsten en muizenissen en vloeit ook alle kwaadaardigheid uit ons weg, dan spreken wij tot het hart van elk mens, dan worden we door iedereen verstaan, dan hoeven we ten diepste voor niets en niemand bang te zijn en dan heeft onze aanwezigheid hoe dan ook een heilzaam effect.

Het is niet zo dat ons als gelovige mensen niets meer zou kunnen gebeuren en het onheil voortaan ons deurtje voorbij zou gaan en wij bijvoorbeeld niet meer door een hersenbloeding, een hartinfarct of een embolie getroffen zouden kunnen worden, zélf óf mensen van wie wij houden. Nee, dat niet. Maar gelovige mensen worden er niet door van de wijs gebracht. We zeggen "lieve hemel!". Maar ons vertróuwen blijft ongeschokt en we gaan altijd maar gewoon dóór, zo goed en zo kwaad als 't gaat. Ik moet denken aan Paulus' woorden in zijn tweede brief aan de christenen van Korinthe: "Van alle kanten worden wij belaagd maar we zitten niet in het nauw; wij zijn radeloos maar niet ten einde raad; we worden opgejaagd maar niet in de steek gelaten; neergeveld maar niet gedood. Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbaart." (4, 8-10).

Door de manier waarop wij, u en ik, in het leven staan en op de eerste plaats met elkáár binnen onze kerkgemeenschap omgaan, daarin kan Jezus' leven, dat lichtend vuur van Hem dat nooit meer dooft, daarin kan zich dát manifesteren. In zijn brief aan de christenen van  Efeze waaruit wij vandaag ook hebben horen voorlezen roept Paulus ons ertoe op: "Leidt een leven dat beantwoordt aan de roeping die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid (dat is: lang en veel kunnen verdragen), líefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot één en dezelfde hoop, waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen en met allen en in allen." Geweldige woorden! Wat een sereniteit en ópgeruimdheid spreekt er uit. Alles valt op z'n plek. Zó, en niet anders, dierbare gasten en parochianen, zou het in ons en onder ons moeten zijn. Laten wij ons daar allemaal van harte, bezield door een grenzeloos vertrouwen en zo ontspannen mogelijk voor inzetten. Amen.