Zalig die niet zien en toch geloven!

Beste vrienden,

Kunnen we de verrijzenis van Jezus zo maar voor waar aannemen? Twijfels zijn in dit geval toch wel normaal? Wanneer je in onze tijd mensen aanspreekt over de verrijzenis, dan krijg je toch meestal niet meer dan een schouderophalen of een meelijdend lachje van onbegrip als antwoord.   Zelfs voor ons, die toch aan het verrijzenisgeloof vasthouden, valt het echt niet gemakkelijk om ons voor te stellen wat we nu eigenlijk geloven. Daarom zijn er velen die zich daar in het openbaar niet meer over willen uitspreken. In het licht van de wetenschap en van al onze kennis en ervaring, die steeds weer steunen op bewijzen, lijkt die verrijzenis voor ons meer op “wishfull thinking”.  

De apostel, die wij allemaal kennen met zijn bijnaam „de ongelovige“, en die de hoofdrol speelt in het Evangelieverhaal van vandaag, toont ons aan dat dat niet alleen een probleem is van onze tijd.. Hij maakt ons meer dan duidelijk dat die moeilijkheden met het geloof in de verrijzenis voor sommigen reeds onmiddellijk na de gebeurtenis zelf bestonden[FT1] , zelfs voor die leerlingen die tot de harde kern van Jezus’ vrienden behoorden. Daarom zou ik die Thomas toch eens van dichterbij willen bekijken. Wat weten we eigenlijk over hem? Zeker datgene wat we vandaag hebben gehoord, dat is ons zeer vertrouwd en we kennen het bijna woordelijk. Maar kennen jullie ook de drie andere plaatsen in het Evangelie van Johannes waar Thomas wordt vernoemd?  Telkens weer stelt hij de zelfde  vragen en spreekt hij datgene uit wat ons vandaag ook bezig houdt. Thomas zou als het ware onze spreekbuis kunnen zijn.  

Thomas komt voor het eerst aan het woord wanneer Jezus het bericht krijgt dat zijn vriend Lazarus op sterven ligt. Jezus gaat op weg naar Jeruzalem, alhoewel Hijzelf en ook zijn leerlingen, maar al te goed weten dat er daar hooggeplaatste heren zijn die Jezus’ dood eisen en plannen. Daarom zegt Thomas tegen de andere leerlingen: “Laat ons met Hem mee gaan om samen met Hem te sterven.” Kennen we dergelijke impulsieve en overtuigde uitspraken ook niet uit ons eigen leven? Ogenblikken en situaties waarin ook wij de meest gewaagde beslissingen nemen. Zij het dat we er gewoon rotsvast van overtuigd zijn dat we met onze partner de weg naar het altaar, en dus ook door het leven willen gaan; of we voelen ons geroepen tot het uitvoeren van een heel specifieke opdracht; of we gaan met groot elan aan het werk om met ongebreidelde wilskracht en begeestering een bepaald doel te bereiken zo naar het motto: “Daar zet ik me volledig voor in, voor die persoon doe ik alles, en niets of niemand kan me van dat voornemen afbrengen…  Ieder van ons kent zulke situaties uit zijn eigen leven. Situaties waarin wij zeggen: “Ja, voor dat doel of op die manier wil ik leven!”  Zo verging het ook Thomas. En dan leren we hem hier kennen als de leerling die navraagt, die dingen in twijfel trekt en onzeker wordt.

Dat gebeurde ook bij het laatste avondmaal, toen de leerlingen door Jezus werden ingelicht over de verdere weg die Hij zou gaan. Hij zegde toen: “Jullie kennen mijn opdracht en jullie weten waar ik heen ga”; Waarop Thomas zegt wat de anderen waarschijnlijk ook allemaal dachten: “Heer, wij weten niet waarheen Gij gaat, hoe zouden wij dan de weg kennen?   Alles wat hij had gepland om samen met Jezus te doen, al zijn grootse plannen, of misschien ook zijn hoogmoed? – is op die avond als een kaartenhuis ineengestort. Wat voorheen zo vanzelfsprekend en helder was, is nu helemaal troebel en onmogelijk geworden. Ook voor gelovigen zijn er momenten waarop alles in vraag wordt gesteld en op losse schroeven komt te staan. Sommigen gaan misschien juist nu door een dergelijke fase, ondanks vrolijkheid, uitgelatenheid en vakantiestemming alom. Een dergelijke negatieve stemming kan zich in heel verschillende situaties voordoen;   

Heel je leven heb je geloofd en je geloofsbelijdenis uitgesproken.  En dan plotseling krijg je bericht dat je ongeneeslijk ziek bent, dat een geliefd iemand sterft, of dat door eigen mislukking alle zekerheden verdwijnen en je ganse Godsvertrouwen onderuit wordt geveegd:     Heer, wij weten niet waarheen wij moeten gaan. Ik zie de weg niet meer, het is allemaal zo donker, zonder licht!...   

In een dergelijke situatie spreekt Thomas dan de woorden uit van het Evangelie van vandaag. Na de catastrofe van het kruis, als hij de eerste stemmen over Jezus’ verrijzenis hoort, spreekt hij de woorden uit die we allemaal kennen: “Alleen als ik de wonden van de nagels in zijn handen zie, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.”  

„Ik hoor de boodschap wel, maar het geloof ontbreekt me“, het zijn de woorden van Dr Faustus uit het gelijknamige stuk van Goethe. Maar zouden die woorden niet even goed uit onze mond kunnen komen, Uit onze mond, omdat ze gewoon onze eigen gevoelens weergeven, We horen de boodschap, we hebben als het ware ook het erewoord van vele getuigen, maar neen, we zouden ons er toch liever zelf van overtuigen, we willen begrijpen wat uiteindelijk niet te begrijpen is. Is dat niet perfect dezelfde situatie als die waar Thomas zich in bevindt? Hij wil helemaal geen show, geen sensatie – hij wil alleen de sporen van de wonden zien en aanraken. Hij heeft op dat ogenblik begrepen dat je de verrezen Heer alleen kan ontmoeten wanneer je de wonden ziet en aanraakt. Hij vermoedt ook reeds dat je de verrezen Heer niet kan ontmoeten zonder ook diens aardse leven, en de sporen die het heeft nagelaten, onder ogen te zien en zich daar intensief mee bezig te houden. Niet voor niets legt Thomas de vinger op de wonde. Probeer je die te verbergen, dan zou het geloof vlak en oppervlakkig zijn. Want het zijn juist de wonden die het ons  zo moeilijk maken – al die kwetsuren, het onrecht, ziekten, mislukking, het lege graf. Waarom toch dat alles? Waarom God, waarom? Dat is in de meeste gevallen toch onze luidste schreeuw om hulp!   

Maar wanneer ik de verrezen Heer zie met zijn wonden, dan voel ik dat God niet voorbij gaat aan de open wonden van ons leven, maar dat Hij ze mee draagt…  Dat Hij alleen de kracht heeft om die wonden te helen en zo tot bron van een nieuw leven wordt. Dat beseft Thomas goed. En daarom gaat het hem op het laatste ook niet meer om het begrijpen. Neen, aan de wonden komt bij tot het besef wie voor hem staat: “Mijn Heer en mijn God!” Hem wordt duidelijk dat je de verrijzenis en de verrezen Heer niet kan be-„grijpen“ en onder controle hebben zoals je ook de liefde niet onder controle kan houden. En Thomas begrijpt ook de beslissende daad in ons leven niet door ons wordt uitgevoerd, maar dat God zelf die aan ons doet. Wie dat kan aanvaarden, die wordt door Jezus zalig geprezen: “Zalig wie niet zien, en toch geloven.” Voor mij betekent dat: Zalig zijn zij die niet denken dat ze de wereld en het leven zelf onder controle hebben en zalig zij die niet tevreden moeten zijn met die verklaring: ”uiteindelijk sta je er alleen voor!” die de wereld hen probeert op te dringen.  Neen, zalig zijn veeleer diegenen die op hoop en op de liefde van Jezus bouwen, want die zullen leven bezitten, en dat in overvloed.

Er werden ons vier uitspraken van Thomas overgeleverd. Vier uitspraken waarin de ganse evolutie van zijn geloof is samengevat. Het zijn ervaringen die ook voor ons niet vreemd zijn, ervaringen die ook in ons leven dikwijls naast- of tegenover elkaar staan. Ook onze weg zal ons niet altijd rechtstreeks van de twijfel naar het vertrouwend geloven leiden. In tegendeel: Ook het vertrouwend geloven kan de aanleiding zijn voor nieuwe vragen en twijfels. Sint Augustinus, de grote kerkvader, heeft het zo uitgedrukt: „Onrustig is ons hart, o God, tot het rust vindt in U!”

Amen.     


 [FT1]