7e zondag door het jaar (2009)

Zoals u wel weet hebben Schriftverhalen een voorkeur voor randfiguren: voor bedelaars en tollenaars,
herders en hoeren, lammen en blinden.
Typisch allemaal mensen die niet voldoen aan wat
normaal heet.
Nu heeft elke cultuur daar zo haar eigen opvattingen over. Ook in onze tijd is dat heel duidelijk.
En soms lijkt het alsof we maar een half mensbeeld hanteren. We zien bijvoorbeeld graag mensen die jong zijn en in de frisse morgen van het leven staan.
En we hebben moeite met mensen die gebrekkig worden en leven in de schaduw van de levensavond.
Het moet vooral allemaal góed gaan en we zijn verontwaardigd en teleurgesteld als dingen anders gaan dan verwacht. Daar verzekeren we ons dan ook tegen. Controle is belangrijk, je overgeven is zwak.
Als er één centrale waarde is in de westerse wereld, dan is dat wel het geloof dat de mens z'n leven grotendeels in eigen hand heeft; dat we onze idealen gewoon allemaal kunnen verwezenlijken;
dat het leven maakbaar is en het noodlot afgeschaft.
Ziekte, afhankelijkheid, gebrek, vroegtijdige dood,
dat wordt allemaal voorgesteld als levensvreemd.
Het is er wel, maar het hoort er eigenlijk niet te zijn.
De schriftverhalen, waarin toch het wezen van God woont, houden ons voor dat dát toch echt maar een half mensbeeld is en daarmee ook maar de halve waarheid. Zij tonen ons telkens weer glashelder
de andere kant van de medaille.
Zeker, er is heerlijke gezondheid, daar mag je heel dankbaar voor zijn. Maar er is ook verschrikkelijke ziekte en moeizame ouderdom.
Mensen kunnen zielsgelukkig zijn, maar ook werkelijk doodongelukkig.
Er is grondeloze liefde, maar ook onmetelijke haat.
Er is angst én er is vertrouwen, leven én dood.
We kunnen veel, maar we kunnen ook zoveel niet.
Zo ziet ons mensenbestaan er nu eenmaal uit.
Een ander is er niet en zal er ook niet zijn.
Van Jezus weten wij dat Hij altijd veel aandacht besteedt aan die andere helft van de waarheid,
die de wereld het liefst zou vergeten.
Hij laat het niet gebeuren dat al die gebrekkige mensen en die gebroken situaties weggeschoven
of ontkend worden. Voor Hem zijn ze normaal,
ze horen er bij. Zonder die kant van de werkelijkheid
is het leven niet volledig en is er geen sprake
van heelheid en van Koninkrijk van God.
Gezond is bij Hem niet allereerst degene die niets mankeert, maar degene die goed met z'n kwalen
kan omgaan. En gezond is een samenleving
die goed weet om te gaan met ziekte, met gebrek,
met de ouderdom van het leven en die daar ruimte
en aandacht en ook geld voor over heeft.
Als de levensvisie van Jezus ons inspireert en leidt op onze weg, dan kan het niet zo zijn dat we in ons eigen land met een beperkte groep het goed voor elkaar hebben wat welvaart betreft, terwijl er zoveel plaatsen in de wereld zijn waar het geen leven is. We maken zelf toch deel uit van dat grote geheel van leven. En er zal pas heelheid zijn, koninkrijk Gods, als ook het lot van vreemdelingen en vluchtelingen ons aan het hart gaat.
Het heeft geen zin om een besloten Rooms-katholieke kerk te hebben, met een sterke centralistische leiding en een gestolde theologie, waar iedereen het met iedereen eens is en waar andersdenkenden en nieuwe ontwikkelingen en bewegingen worden geweerd.
Dat brengt nog geen eenheid en heelheid en dat brengt zeker het koningschap van God geen stap dichterbij.
Andersoortige relaties, zoals bij homofilie, het hoeft niet jóuw aard te zijn, maar het is zeker niet goed
om ze uit te sluiten als abnormaal of ongewenst.
Ze maken deel uit van ons bestaan en ze vormen
in principe een boeiende variant in de schepping.
Oudere mensen met een gebrekkig lijf en een schemerige geest, mensen die psychisch uit balans zijn geraakt, ze zijn normaal, ze horen bij het werkelijke leven en bij onze gemeenschap die
heelheid zoekt, koninkrijk Gods. Ze zijn onmisbaar,
ook voor onze eigen heelheid.
Daarom al die bevrijdingsverhalen in de Schrift,
al die troostwoorden en beloften over het nieuwe
dat staat te beginnen. Verhalen over verlossing
uit slavernij, over genezing van lammen en blinden,
het bevrijden van kwade geesten, het tafelen van Jezus met tollenaars en zondaars, het omgaan met Samaritanen en andere buitenlanders. Verhalen over verdwaalde schapen en verloren munten.
En vandaag dan over die lamme.
Wat schitterend eigenlijk dat hij door zijn vrienden
op handen naar Jezus gedragen wordt!
Misschien wílde hij die aandacht helemaal niet;
had hij allang geleerd om met zijn verlamming te leven. Op den duur went alles, ook een tweederangs leven.
Vroeger, ja, vroeger was hij misschien nog wel eens opstandig geweest, maar nu, ach, laat hem maar.
Bovendien is er geen doorkomen aan, zeker niet voor een verlamde. Er zijn nog zoveel wachtende voor u.
Maar zijn vrienden willen er niets van weten.
Ze pakken hem gewoon met bed en al op,
en tillen hem over al zijn bezwaren heen het dak op.
En toen ze hem door het dak heen voor de voeten van Jezus hadden gelegd, zei Hij, hún geloof ziende:
Je zonden zijn je vergeven, sta op!
Inderdaad, want het is zonde als je niet meer meedoet,
als je uitgesloten bent, uitgestoten, opgegeven, losgeraakt uit dat levensgrote gebeuren van mens en wereld. Zonde toch als je niet meer gelooft dat er iets nieuws kan gebeuren in jouw leven.
Hún geloof ziende, staat er: kun je nagaan hoe belangrijk het geloof van anderen is, van de kerk, de parochiegemeenschap, van mensen die jou opbeuren, je overeind helpen, bij de hand nemen. Als jij het hebt opgegeven, getuigen zij van hun geloof in verandering, in de toekomst, in het koninkrijk van God.
Geloven doe je niet alleen. Godsdienst is geen privézaak. Uit de kracht van het geloof van andere gelovigen trek je weg uit het slavenhuis en komt de nieuwe wereld op je af. Anderen nemen je mee en voeren je weg uit cynisme en verlamming.
Door het geloof van anderen, van de gemeenschap, van je eigen parochie ook hier op 't Zand, word je opgebeurd en ontstaat er weer hoop op leven.
In je eentje hou je dat geloof niet vol, verwelkt het.
Voor ons allen is de weg van Jezus een weg van moedig zoeken naar een land en een tijd waar geen enkel mens en geen enkel volk meer wordt uitgesloten, maar waar iedereen bij de gemeenschap en bij de grote levenskring wordt betrokken.
Op z'n tijd zijn wij de vriend, de drager die samen met anderen een ziekbed opneemt en voor de voeten van Jezus brengt. Maar waarschijnlijk zijn we net zo vaak ook zelf die verlamde. En dan is het maar goed als we dan met velen een stem horen en weer licht voelen dat ons sterk maakt en weer doet opstaan en voortgaan.
Dat God ons weer mag bewonen als zijn huis en in ons
zijn eigen leven plant als een boom. Moge het zo zijn. We zingen erover.