Sacramentsdag (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden

Als iemand gestorven en begraven is, krijgt die meestal een grafsteen, een herinneringsteken om te zeggen: we vergeten je niet. Voor de nabestaanden is dat meestal een heel belangrijke plek om even stil te staan bij die persoon die hun zo dierbaar was. Bij het graf met zijn grafsteen beleven ze een stuk verbondenheid met de gestorvene, en dat kan heel veel voor hen betekenen. Velen doen op die plek kracht op om verder te gaan. En op een kerkhof wordt ook veel verbondenheid met anderen beleefd, verbondenheid met lotgenoten, verbondenheid in het verdriet van het gemis. Een enkele keer gebeurt het dat de gestorvene zelf nog tijdens zijn leven zijn eigen grafsteen heeft uitgezocht, inclusief de tekst erop. Dat geeft nog meer waarde aan dat herinneringsteken.
Vlak voor zijn dood, bij het laatste avondmaal, heeft Jezus ook een herinneringsteken ingesteld, een monument waarbij zijn volgelingen even konden stilstaan bij zijn leven en dood, bij zijn boodschap die blijvende waarde heeft. Het herinneringsteken dat Jezus gekozen heeft was echter geen grafsteen of een ander statisch en levenloos monument. Hij koos voor een herinneringsteken dat actie, beweging betekende, want het was zijn grootste wens: dat zijn volgelingen in zijn geest verder zouden gaan, in verbondenheid met hem, in verbondenheid met elkaar.
Dat is de wezenlijke betekenis van de eucharistie. Het heeft iets tegenstrijdigs: het is denken aan zijn dood: dit is mijn lichaam voor jullie gegeven, mijn bloed voor jullie vergoten, maar tegelijk is het een teken van een nieuw en altijddurend verbond waarin hij levend wil blijven bij zijn volgelingen. Stil staan bij dit herinneringsteken is dan ook veel meer dan terugdenken aan de mens die hij was, aan de dingen die hij gedaan heeft. Ook dat natuurlijk, daarom is het luisteren naar de evangelieverhalen zo belangrijk, maar het is wezenlijk ook een oproep om in zijn geest te breken en delen, en dat niet alleen in dat teken van brood en wijn, maar ook in de werkelijkheid van het leven van alledag.
Samen eucharistie vieren moet ook zijn consequenties hebben voor de manier waarop wij het dagelijks leven delen met elkaar. Ik heb ooit een boekje gelezen met de titel: "To hell on Monday". "Op maandag naar de hel." Dat was een soort aanklacht tegen mensen die zondags braaf naar de kerk gingen en de mis bijwoonden, maar zich op maandag schuldig maakten aan leugen en bedrog, die door de week mensen tekort deden, mensen pijn deden. Wie dat doet maakt van zijn zondagse eucharistieviering een leugen. Vroeger leefde bij mensen vaak het idee: als je zondags maar naar de kerk geweest bent dan heb je je plichten jegens God vervuld, dat zit je goed met Hem. Wat je dan voor de rest deed was niet zo belangrijk meer. Die mensen hadden dus helemaal mis. Hoe je in het gewone leven omgaat met elkaar is wel degelijk heel belangrijk.
In de hongerwinter van 1944 gebeurde het op een zondagmorgen dat mensen allemaal braaf naar de kerk gingen. Vlak bij de kerk stond een hongerig jongetje te bedelen, naar de kerkgangers keken niet naar hem om, naar de mis gaan was voor hun op dat moment het belangrijkste. Er was echter een man die zijn hart liet spreken, hij nam de jongen mee naar huis en gaf hem een flinke boterham. Hij zat zelf ook wel krap, maar hij had medelijden met die jongen.
Toen de jongen heel dankbaar vertrokken was ging de man zo snel als hij kon weer naar de kerk want hij moest toch zijn zondagplicht vervullen. Toen hij de kerk binnenkwam, gaf de priester net de zegen en kon iedereen met een gerust hart naar huis. De man ging naar de sacristie en vroeg de priester of hij biechten kon, want hij was niet bij de mis geweest op deze zondag. De priester vroeg hem hoe dat kwam. De man vertelde zijn verhaal.
De priester luisterde aandacht en zei toen: jij hoeft niet te biechten, want jij hebt de mis beter gevierd dan die anderen, jij hebt Jezus' bedoelingen waar gemaakt. Al die mensen die zonder omzien die jongen voorbij gelopen zijn, die zouden moeten komen biechten. We hebben tegenwoordig niet zoveel moeite meer met onze zondagsplicht, maar als je zou moeten kiezen: vieren zonder doen of doen zonder vieren dan is het laatste toch altijd het belangrijkste. Maar zoals zovaak: je moet het een doen en het ander niet laten. Het is allebei belangrijk.