29e zondag door het jaar B - 2021

Zusters en broeders,

Jezus is onderweg naar Jeruzalem, samen met zijn apostelen en nog andere leerlingen, en die zijn ongerust, zelfs bang, net alsof ze voelen dat er iets ergs op komst is. Aan de apostelen vertelt Jezus wat Hem te wachten staat: Hij zal door de hogepriesters en schriftgeleerden ter dood veroordeeld en aan de Romeinen overgeleverd worden. Die zullen de spot met Hem drijven, Hem geselen en vermoorden, maar na drie dagen zal hij opstaan uit de dood. En het is echt niet te geloven, maar onmiddellijk na die vreselijke mededeling komen Jacobus en Johannes op Jezus af met de vraag naar de hoogste post wanneer Hij zal heersen in zijn glorie. Eigenlijk is het geen vraag, wel een eis, want ze zeggen: ‘Wij willen dat Gij voor ons doet dat wij U vragen.’

Die eis moet een zware ontgoocheling geweest zijn voor Jezus. Maanden zijn zijn apostelen Hem gevolgd. Ze hebben gezien hoe Hij wonderen verrichte voor armen, zieken, zondaars, blinden, kortom: voor alle mensen in nood. Maanden ook hebben ze gehoord en gezien hoe Hij de Blijde Boodschap van Gods liefde en vrede verkondigt, en het enige wat ze eraan overhouden is hun eis naar een hoge post in zijn rijk van glorie. Voor hen staat het dus vast dat Jezus de machtige koning zal zijn van het nieuwe Israël dat Hij zal stichten. Maar als de leerlingen, die Hem al zo lang volgen, niet weten waar Hij voor staat, hoe kunnen andere mensen dat dan weten? En die onwetendheid is nog maar een voorsmaakje van de keiharde werkelijkheid die Jezus te wachten staat: Hij zal door een van zijn leerlingen voor dertig zilverlingen verkocht worden. Dertig zilverlingen: dat is de waarde van een slaaf. Meer dan een slaaf is Jezus dus niet waard. De andere leerlingen zullen op de vlucht slaan wanneer Hij gearresteerd wordt, en Petrus zal Hem driemaal verloochenen. En om het helemaal af te maken zal Hij als een gemene slaaf gekruisigd worden. En dat is precies wat Jezus even voordien ook heeft meegedeeld. Van een machtig koninkrijk komt er dus niets in huis, want ‘de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen’, zegt Hij. Dat is dus de kern van de Blijde Boodschap die Hijzelf is: niet heersen, maar dienen. Geen machtswellust, maar liefde.

Zoals altijd rijst daarbij de vraag: Hoe gaan wij om met die Blijde Boodschap? Zijn wij zoals Jacobus en Johannes? Willen ook wij God soms naar onze hand zetten? Zeggen ook wij: ‘God, wij willen dat Gij voor ons doet wat wij U vragen.’ Of denken wij er ook aan Hem te loven en te danken? En is ons leven meer dan verlangen naar macht en waardering? Want eigenlijk leeft dat in ieder van ons: de wil om gewaardeerd te worden om wat we doen of om wie we zijn: vader, moeder, kind, leraar, werkgever, arbeider, bediende, geneesheer, priester, gepensioneerde en noem maar op, de mogelijkheden zijn eindeloos. Maar wie of wat we ook zijn of doen: de macht die ervan uitgaat trekt ons wellicht aan.

Hoezeer dat verlangen kan mislopen zien we in de wereld om ons heen: macht wordt machtsmisbruik, ook in relaties en gezinnen, waarbij vrouwen vaak het slachtoffer worden van mannelijk geweld. Veel meer machtsmisbruik zien we in de heerszucht van presidenten en politici de wereld. Maar eigenlijk tref je overal machtsmisbruik aan, ook in scholen, ondernemingen, bedrijven, verenigingen, de Kerk. De vreselijke kerkelijke schandalen die in Frankrijk aan het licht gekomen zijn, doen voor de zoveelste keer de kerken verder leeglopen en treffen ook voor de zoveelste keer de vele priesters en geestelijken die maar één verlangen en één roeping kennen, en dat is Gods Blijde Boodschap uitdragen en beleven.

Zusters en broeders, in de eerste lezing hoorden we: ‘De Heer heeft besloten zijn dienaar te vernederen en hem te doen lijden.’ Dat zijn woorden van de profeet Jesaja, maar je kan er  geen geloof aan hechten, want God is liefde, en besluit helemaal niet om te vernederen en te kwetsen. Jezus laat daar geen twijfel over bestaan:  Hij is niet gekomen om te heersen, te vernederen en te kwetsen, maar om vol liefde te dienen. En dat is wat we als christen moeten beleven en uitdragen: dat God, dat Jezus liefde is, en dat Hij niet heerst, maar dient. Dienen vol liefde, dat is ook onze roeping. Amen.