29e zondag door het jaar B (2012)

Wat betekent Jezus voor U? Deze vraag is altijd een echte opening tot gesprek. Of ik met jongeren of met ouderen in gesprek ben, steeds is het interessant te horen wat Jezus voor mensen betekent. Meestal komt het woord ‘Voorbeeld’ ter sprake. Hij heeft voorgedaan hoe je op een nieuwe manier mens kunt zijn. Hij heeft laten zien dat je alleen zo echt beeld van God bent, als je leeft in liefde met God en de naaste. Maar is dat het waarnaar wij streven? Het Evangelie houdt ons in de leerlingen van Jezus een heldere spiegel voor.

 

‘Heer, geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter- en de ander aan uw linkerhand mag zitten’. Twee jonge kerels, vol dynamische kracht, vol idealisme, in de bloei van hun leven, zij willen tot het uiterste gaan. Jezus vraagt: ‘Zijn jullie in staat de beker te drinken die Ik drink en met het doopsel gedoopt te worden waarmee Ik gedoopt wordt?’

 

Hebben zij begrepen wat Jezus hier bedoelt? Ja en nee. Uitdrukkingen als: ‘De beker drinken en met het doopsel gedoopt worden’ was in die tijd toch niet helemaal raadseltaal. Het duidt op martelaarschap, op strijd, maar de vraag is wat voor strijd.

 

De kerkvaders hebben ons er al vroeg op gewezen. De woestijnvaders maakten er hun levensstaat van. Het gaat om strijd, inderdaad, maar om een innerlijke strijd. Je hebt meer te strijden met jezelf dan met anderen. Strijd met Christus mee, met de engelen mee, met de heiligen mee, strijd; maar strijd eerst tegen alles wat in jezelf is blijven hangen van de oude mens, de oude Adam en Eva.

 

‘Zijn jullie in staat de beker te drinken die Ik drink en met het doopsel gedoopt te worden waarmee Ik gedoopt wordt?’ Deze twee leerlingen zeggen ‘Ja, dat kunnen wij’. En zij staan niet alleen in deze houding. Petrus zal vol bravoure zeggen: ‘Heer, ik ben bereid met U zelfs gevangenis en dood in te gaan!’ We weten de uitkomst. In plaats van stand te houden, zal hij Jezus driemaal verloochenen. Zo ook hier de twee donderzonen, de Boanerges, Jacobus en Johannes. Als Jezus aan het kruis hangt is er aan zijn linker en rechterhand plaats, op deze tronen hadden zijn leerlingen kunnen zetelen, maar allen namen de vlucht.

 

Hoe komt het dat deze leerlingen, levend in een tijd waarin ook zeloten actief waren, waarin het leven harder was dan nu, waarin opstanden regelmatig voorkwamen, hoe kwam het dat zij geen stand hielden? Geen van allen, op die ene donderzoon na die in de buurt van Maria bleef, niet als een strijder, niet met het zwaard, maar uit betrokkenheid, machteloos, in zekere zin veilig vanwege zijn jeugd en omdat hij een bekende was van de heersende elite, daarom kon hij zover meegaan. Niet vanwege zijn strijdlust.

 

‘Zijn jullie in staat de beker te drinken die Ik drink en met het doopsel gedoopt te worden waarmee Ik gedoopt wordt?’ ‘Ja, dat kunnen wij’. ‘Inderdaad, de beker die Ik drink, zullen jullie drinken, en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word, zullen jullie gedoopt worden’.

 

‘Toen de tien anderen dit hoorden werden ze kwaad op de beide broers.’ Als kind zeiden we: ‘het is de kif’. Waarom worden ze boos, zij die twee hen te vlug af. Is het een aantasting van de solidariteit in de groep. Voelt Petrus zich gepasseerd, muiterij?

 

Een strijdlustig stel, waarvan niet één echt standhoudt op de manier waarop ze denken stand te houden. Jezus zal hierover zeggen: ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld. Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben, dat Ik niet aan de Judeërs werd uitgeleverd. Mijn koningschap is evenwel niet van hier’. En daarom houden ze geen stand. Want je kunt voor zijn koninkrijk dat niet van hier is, niet strijden op de manier van het aardse koninkrijk. Voor zijn koninkrijk gaat het om een andere strijd, een innerlijke strijd.

 

Paulus schrijft hierover in zijn brief aan de Efeziërs. Hij zegt: ‘Want onze strijd gaat niet tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten in de hemelen’. Het gaat om een andere strijd. En de leerlingen hadden geen erg in die andere strijd. Zij moesten Jezus zien in zijn lijden, in zijn veroordeling, in de valse rechtspraak, hoe Hij standhield in een andere strijd. Hoe Hij niet naar de wapens greep, dat alles moesten ze eerst meemaken. Daarna moest de verrijzenis komen, want zonder de verrijzenis was Jezus de grote verliezer geweest.

 

Als ze dat allemaal hebben meegemaakt, dan begrijpen ze wat Paulus verder schrijft: ‘Grijpt daarom naar de wapenrusting Gods; dan kunt ge weerstand bieden op de dag der verschrikking en staande blijven, strijdend tot het einde’.

 

De bekoringen zijn legio, de bedreigingen veranderen elke generatie. De afleiding is overal. Wanneer we lauw worden en inslapen, wanneer we denken dat het allemaal wel goed gaat, dan strijden we niet meer de strijd waar het om gaat.

 

Jezus geeft dan ook een voorbeeld van die innerlijke strijd: Hij zegt: ‘De heersers der volkeren .... maken misbruik van hun macht ... Dit mag bij jullie niet het geval zijn; wie onder jullie groot wil worden, moet dienaar van jullie zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet de slaaf van ieder zijn.

 

Een innerlijke strijd ... ; om tot echte grootheid te komen, moeten we leren dienen. Niet de slaafse dienst, die een teken is van onderdrukking en ongelijkheid, nee, een dienst in Christelijke vrijheid, in menselijke gelijkwaardigheid, met de kans om de macht te grijpen, met de mogelijkheid om te heersen; dan kiezen om te dienen. ‘Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om te laten bedienen, maar om Zelf te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.’

 

We zijn misschien niet meer zo bezig met die innerlijke strijd. We zijn toch geen slechte mensen, we doen toch ons best? Misschien mogen we weer iets leren van het vuur van het begin. Want met dat vuur, aangestoken door de Geest van Pinksteren, zijn de leerlingen een nieuwe strijd begonnen. Met de verrijzeniskracht van Christus hebben ze eerst zichzelf overwonnen, en daarna de wereld. Wij worden uitgenodigd diezelfde weg te gaan. Dan kan ook dat andere woord van Jezus werkelijkheid worden: Ik verleen u het Koninkrijk, zoals mijn vader het Mij heeft verleend, om in mijn Koninkrijk aan mijn tafel te eten en te drinken en op tronen te zetelen en de twaalf stammen van Israël te oordelen. Amen.