Luister en handel er naar (Deut. 4,1)

 

De Joodse bijbel omvat drie delen: Wet, Profeten en Schriften.  Deuteronomium is het laatste boek van de Wet.  Het is de vrucht van een lange traditie, waarin Israëlieten nagedacht hebben over de band van God met hun volk.  Hun richtsnoer hiervoor zijn woorden die deels op Mozes teruggaan en anderen die hem in de mond werden gelegd.  Het boek Deuteronomium bevat enkele geconstrueerde lange toespraken van Mozes. 

In het boek staan verschillende stromingen met mekaar in spanning.  Er is enerzijds een morele visie, waarvan de decaloog de kern is (Deut. 5, 6-21; 6,2-6.).  De profeten grijpen er geregeld naar terug om het volk aan te klagen bij verwaarlozing van de ethiek.  Anderzijds is het boek een politiek handboek met aanduidingen hoe het volk zich moet organiseren, hoe het o.a. met zijn vijanden moet omgaan.  Dit berust op een nationalistisch standpunt.  Zo horen we van de ene kant de opdracht het leven te eerbiedigen en niet te doden en anderzijds deze om de vijanden te doden bij de strijd om Kanaän (Deut. 7,2).  Een nationalistische opvatting legitimeert gemakkelijk het gebruik van geweld.  De profetische visie legt de lat hoger en tilt het ethische niveau op.  Deze spanning, aanwezig in Deuteronomium en ander Bijbels boeken, blijft tot op heden bestaan (vgl. Ron Dart, Deuteronomy, Jewish Prophets and the Sermon on the Mount).

Uit naam van de reaalpolitiek blijven ethische oproepen achterwege ten overstaan van regimes, die de mensenrechten schenden.  Het Westen onderhoudt economische en politieke bondgenootschappen met regimes die de mensenrechten miskennen.  Moeten we de vlag van vrijheid en mensenrechten opsteken, ze half oprollen of opbergen?  Ten tijde van president Carter (1976-1980) bracht de Westerse diplomatie mensenrechten ter sprake, waar ze in URSS en elders miskend werden.  Ze voorzag het recht tussenbeide te komen waar deze met de voeten werden getreden.  Maar de balans sloeg over en het werd niet langer goed bevonden dat landen hun politiek beleid alleen zouden laten leiden door zorg om de mensenrechten.  Daarbij was men van oordeel dat het thema te veel vanuit een Westerse hoek werd bekeken.  Het Westen meende vanuit een ‘etnocentrische’ visie over gans de wereld te oordelen.  De vlag van de mensenrechten werd opgerold uit naam van het realisme, van economische belangen, vanuit strategische overwegingen en een cultureel relativisme.  De gebeurtenissen in Egypte en Tunesië en deze in Syrië tonen aan dat de balans van de reaalpolitiek te ver is overgeheld.  Een dictator is een dictator, die andermans leven niet spaart.

Deuteronomium herinnert aan de Tien Woorden die Mozes heeft ontvangen op de Sinaï en op andere belangrijke voorschriften, die het volk ontving.  De levensgeboden, geformuleerd in het Oude Testament zijn de volgende:

 

1.     Gij zult geen andere goden hebben.

2.     Gij zult geen afgodenbeelden maken.

3.     Gij zult de naam van Jahwe uw God niet misbruiken;

4.     Onderhoud de sabbat: die moet voor u heilig zijn.

5.     Eer uw vader en moeder.

6.     Gij zult niet doden;

7.     Gij zult geen echtbreuk plegen.

8.     Gij zult niet stelen.

9.     Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.

10. Gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste.  En evenmin uw handen utsteken naar wat uw naaste toebehoort. (De bisschoppen van België, Geloofsboek, 1987, p. 160)

De verwijzing naar de geboden klinkt niet zo goed in een tijd waar het relativisme geprezen wordt en elkeen voor zichzelf de weg probeert uit te stippelen.  Paus Benedictus XVI wijst herhaaldelijk in zijn toespraken op de dictatuur van het relativisme.  In een opiniestuk reageren enkele theologen daarop.  Ze onderkennen deze neiging tot het relativisme in onze pluralistische en consummeristische samenleving, waarin mensen stuurloos zijn.  Een pragmatisme kan leiden tot het uithollen van elke zingeving.  Tegenover de slogan van het relativisme stellen ze het gevaar van een dogmatisme dat blinde volgzaamheid eist.  Zij schrijven: « Entre relativisme et dogmatisme, il existe un chemin d’humanité qui passe par une sainte relativité, par la réflexion, par le choix de convictions personnelles et le respect de celles d’autrui, par le sens de l’écoute et le dialogue.  Avoir le sens du relatif est d’ailleurs aussi une vertu chrétienne.  La Bible n’est pas l’exposé homogène de la Vérité, mais le témoignage d’une foi en débat.  Sur de nombreux points, on peut opposer tel passage et tel autre » (Dictature du relativisme ? in La Libre, 01.02.11).  In het boek Deuteronomium zijn een aantal van zulke tegenstellingen te vinden.  In het Joods leerhuis wordt de goede zin tot relativeren en nuanceren bijgebracht.
 
Op dezelfde pagina van de Libre bracht prof. Rudolf Rezsohazy een beschouwing over “Une morale nouvelle”.  Hij haalde op de hedendaagse Sinaï deze ‘politiek correcte’ decaloog:
1.     Tu seras authentique, transparent et chercheras ton épanouissement.

2.     Tu seras l’artisan de ta vie et tu seras ton propre juge.

3.     Tu ne pollueras pas.

4.     Tu n’utiliseras que des énergies renouvelables.

5.     Tu surveilleras ton poids et tu ne fumeras pas.

6.     Tu ne commettras pas de discrimination.

7.     Tu ne fausseras pas la concurrence libre .

8.     Tu ne condamneras pas la pratique sexuelle d’autrui (sauf la pédophilie).

9.     Tu ne seras ni xénophobe, ni raciste, ni homophobe, ni antisémite.

10.                        Tu encourageras la télé, la presse et les autres médias à montrer et à dire tout, sans entrave.

 

In vertaling klinkt dit zo :

1.     Je  moet authentiek zijn, doorzichtig.  Je zal jouw ontplooiing nastreven.

2.     Je zal de bewerker zijn van je leven en je zal je eigen rechter zijn. 

3.     Je zal niet vervuilen.

4.     Je zal enkel hernieuwbare energie gebruiken.

5.     Je zal letten op je gewicht en je zal niet roken.

6.     Je zal geen discriminatie beoefenen.

7.     Je zal de vrije concurrentie niet vervalsen .

8.     Je zal andermans seksueel leven niet veroordelen (tenzij pedofilie).

9.     Je zal noch xenofoob zijn, noch racist, noch homofoob, noch antisemiet.

10- Je zal de TV de pers en de andere media aanmoedigen om alles zonder beperking te zeggen en te tonen.

Prof. Leclercq van de vroegere unitaire Leuvense universiteit had een heel korte code voor zijn kluis Le Bon Larron: « Tout est permis hormis le péché. »
Wat moet er gebeuren?  Jakobus geeft dit antwoord: “Het goede woord aanhoren, het in ons opnemen en uitvoeren” (Jac. 1,21-22).