Negentiende zondag door het jaar (2000)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 213 niet laden

Het leven van Elia loopt gevaar en hij vlucht de woestijn in. Hij was het zat, hij had zich ingespannen voor de goede zaak van zijn Heer, en nu moest hij ook nog rennen voor zijn leven. Hij kan niet meer; hij wil dood. Het hoeft van hem niet meer. Hij zegt dat ook tegen zijn God zo in de geest van 'Ik stop ermee en als u wil dat ik niet dood ga moet U maar wat verzinnen'. Een indirect gebed om hulp. Tweemaal moet hij eten en drinken en dan kan hij weer.
God, zijn Heer, redt hem en we hebben dan ook gebeden/gezongen in de tussenzang "Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde" en "Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer". (of indien gezongen: "De Heer helpt de gebrokenen van hart; die verslagen van Geest zijn bevrijdt Hij"). Dat heeft Elia beleefd. Wellicht herkennen wij dat ook. Dat zal dan ook onze reactie zijn als we in nood zijn geweest, in nood die grote Troost meekrijgen, als een engel van Godswege op je weg komt. Maar dat hoeft niet onze enige reden te zijn om de Heer te loven; er is nog meer.

 

Als Elia tweemaal heeft gegeten en gedronken, kan hij verder en hij bereikt de berg waar ook Mozes voor God stond. Dit laatste geeft een bijzondere lading aan het verhaal. Je kunt bedenken dat Gods steun iemand helpt om een moeilijke klus te klaren; dat is hier ook aan de orde: er moest geprofeteerd worden. Maar eerst, in ieder geval daar bovenuit, maakt Elia een tocht mee, een ontwikkeling -het getal 40 wijst daarop- naar God toe; je persoonlijke instelling ontwikkelen, je geest laten groeien naar God toe. Die engel die hem aanstoot voedt hem voor de tocht naar God. Want God trekt. God laat profeet naar Zich toe groeien, naar goddelijk Leven. Elia bereikt die berg..

 

In het evangelie roert Jezus hetzelfde thema aan, het gaat om voedsel naar God toe. Nu is dat er niet alleen voor Elia, nu is het er voor iedereen die hem wil volgen. Nu is het geen engel meer maar hij is het zelf, levend en wel. De Joden willen daar niet aan: die gewone vent uit de hemel neergedaald!?

Jezus probeert hen uit hun denkkringetje te halen waarin ze blijven ronddraaien: mort niet zo onder elkaar; luister eens naar iets anders. Dat 'iets anders' is niks nieuws, het is Mozes. Mozes heeft hen de leer van de Vader voorgelegd - alleen noemden zij het toen nog niet "Vader" maar 'Adonai', de Heer; als je nu naar de Vader luistert, kom je a.h.w. vanzelf bij Jezus uit. Nog meer, niet alleen Mozes maar ook nog de profeten zeggen dat "allen door God onderricht zullen worden", door De Heer, de Abba van Jezus. Als je mort, laat je je niet onderrichten. En als je luistert, hoor je dat Jezus vanuit de wet en de profeten spreekt. Jezus verandert immers de Wet van Mozes niet en ook de profeten niet. Dan onderricht hij in Gods Naam.
Jezus geeft ook aan dat hij verder gaat dan het Eerste Verbond. Het Manna dat hun voorouders hebben gegeten was niet voor eeuwig leven, het was om het Beloofde Land te bereiken. Jezus stelt zichzelf garant voor Eeuwig Leven, Leven bij God, Leven bij zijn Abba. Hij is het brood dat uit hémel is gedaald, niet uit de lucht zoals het Manna, maar uit de plaats van het eeuwig Leven. Hun voorouders zijn gestorven, nogal logisch, dat doet ieder mens, en vervolgens benadrukt Jezus het Leven in eeuwigheid, een goed leven in liefde, bij zijn Abba. Hij is immers het lévende Brood, van de lévende God, de échte God, die van altijd. Dat is toch ook een reden om te danken. Leven dat uitmondt in eeuwig Leven.

 

Het evangelie eindigt met de woorden "Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld". Gods zorg om de wereld. Jezus geeft zijn eigen lichaam tot voedsel. Het voedsel is geen hulpmiddel meer om verder te komen en de berg te bereiken zoals bij Elia; het is zelf voldoende om God te bereiken, het is God. Nu naderen we het mysterie, het onzegbare. Het is niet meer een kwestie van 'volgeling zijn', doen wat hij graag ziet, -dat ook natuurlijk- maar van éénwording met hem, zijn lichaam, zijn Leven, in ons laten werken om God te bereiken, om in goddelijk Leven gedompeld worden. Daar zijn geen woorden voor, hoogstens stilte. In Jezus in het geen tocht meer maar een zijn, Godskind zijn.

 

We denken vaak dat eeuwig leven, goddelijk Leven in ons begint als we sterven. Nee, het begint, het wordt actief, bij onze doop en wordt gevoed als we bidden, denken aan, er bezig mee zijn, vieren, ook als we zoals dat heet 'goede werken doen' om Jezus' Naam. We doen dat samen met hem. Dat zij onze grote troost, onze bemoediging, dat we samen met Jezus, die door de Vader tot Heer en Gezalfde is aangesteld vanwege zijn inzet, dat we samen met hem doen, vieren, bidden. We realiseren ons dat niet altijd maar het is een geloofsgegeven waarmee we mogen woekeren.

 

Ik hoop dat e.e.a. ook jongeren aanspreekt. Je plant in zekere zin je leven. Ook al weet je dat het heel anders kan uitpakken dan je dacht, je rekent er niet mee, je ziet toekomst. Terecht. Daarvoor ben je jong. Maar als je weet dat het ook anders kan lopen - is dat geen aanleiding om te bedenken dat je leven niet alleen uit behoeften en idealen voor hier op aarde bestaat. Zijn er geen verlangens naar het méér dan het hier en nu? We kunnen immers hopen en beminnen? Is er geen uiterst beminnen? Zoals Jezus deed die zijn leven over had voor de goede zaak van zijn Vader? Je kunt beminnen zoals hij, samen met hem, gevoed door hem. Misschien kun je - al is het maar even - engel van Godswege zijn.

 

Zijn lichaam, zijn Persoon, in ons laten werken om God te bereiken, om in goddelijk Leven gedompeld te worden. Zullen we ons een paar minuten tijd gunnen dat over ons te laten komen?