Laten we als engelen zijn voor elkaar!

Beste vrienden,

De lezing van vandaag vertelt over Elija, die het niet meer ziet zitten, naar de woestijn gaan en wenst te sterven. Hij was op de vlucht voor koningen Izebel, die dodelijke wraakplannen tegen hem koesterde. Elija had namelijk in een spannende wedstrijd eerst de machteloosheid van de priesters van Baal aangetoond en hen daarna ook nog laten ombrengen. Dat alles in de 9e eeuw voor Christus, onder het bewind van koning Ahab. Het volk, dat door konigin Isebel tot afgodendienst was verleid, had zich massaal terug tot Jahweh, de God van Abraham, Isaak en Jacob bekeerd. Maar blijkbaar was die ommekeer niet van lange duur.

Elija is terug helemaal op zichzelf aangewezen en verliest uiteindelijk in de woestijn alle moed om verder te leven.  Die sterke en onvermoeibare verkondiger van Gods woord ervaart hier datgene wat zoveel mensen die zich door God laten zenden ervaren: mislukking, eenzaamheid, vervolging, twijfel aan zichzelf, troosteloosheid en angst. Misschien komt hij juist daarom zo sympathiek bij ons over. Hij, de anders zo strenge Elia, die anders zo zegezeker is dat ge er schrik van zou krijgen. Neen, Elia moet door alle hoogten en laagten van het leven, ook zijn geloof is even wankel als het onze want ook hij is een zwakke en breekbare mens, net zoals wij. Maar hij is voor ons ook een voorbeeld dat aantoont dat God zijn getrouwen nooit in de steek laat. Elia heeft wel een hele tijd nodig om te begrijpen dat die eenvoudige gaven van brood en water, die de engel hem heeft gebracht, als troost rechtstreeks van God komen. En dan staat hij ook weer op om Gods nabijheid terug op te zoeken.

Beste vrienden, wij kennen die woestijnervaring toch ook, dat gevoel van eenzaamheid en van de ons onder zich begravende problemen. Laten we ons dan door die teneerdrukkende gevoelens verstikken? Of openen we onze ogen voor de talrijke kleine tekenen van Gods hulp? Tekenen die we misschien als vanzelfsprekend waarnemen alhoewel ze dat niet zijn. Mensen, die ons als engelen met een begrijpend en helpend woord tegemoetkomen? Hoelang hebben wij dan nodig om uit onze lethargie te ontwaken en nieuwe moed te scheppen? Misschien verwachten wij een ander woord van God dat datgene wat hij ons aanreikt? Misschien verwachten wij van hem een duidelijk ingrijpen nar onze, heel menselijke, smaak? En dan laten we onze handen zakken en maken we Hem verwijten, in plaats van te proberen om Zijn tekenen te begrijpen.

Deze lezing verklaart wat Jezus eigenlijk bedoelt wanneer Hij zegt: ”Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.” Wij moeten begrijpen dat het Eucharistisch brood dat wij straks mogen ontvangen, voor onze levensweg even noodzakelijk is als het voedsel dat de engel naar Elia bracht, dat hem nieuwe levensmoed gaf en hem sterkte voor zijn tocht naar Gods berg, de Horeb.

De mens leeft niet van brood alleen, niet alleen van de materiele dingen hier op aarde, want die zijn vergankelijk. Wij leven uiteindelijk vanuit bronnen die voor ons niet direct toegankelijk zijn en die ook niet van de grootte van onze geldbeugel afhangen. Jezus zelf is zo een bron. Hij is niet alleen een bode van God, maar Hij is Gods eigen zoon, die in Gods schoot rust en daardoor een bron van leven is. De Eucharistie opent voor ons die bron van leven: “Wie van dit brood eet, zal eeuwig leven”. En die leven brengende boodschap kunnen wij uitdragen, dan kunnen we licht brengen in onze omgeving en als engelen zijn voor de uitgeputte en ontmoedigde mensen om ons heen. Dan dragen wij ertoe bij dat we allemaal de tocht naar Gods heilige berg kunnen voltooien. Laten we dan ook allemaal zulke engelen zijn!  Amen