Achttiende zondag door het jaar (2009)

We kennen allen het verhaal over het manna dat het volk van Israël in de woestijn te eten krijgt. Zoals elders in de Bijbel wordt hier aan de gelovige Joden verteld hoe hun voorouders, ten tijde van de vlucht uit Egypte, in de ellende van honger en angst leefden als vluchtelingen, op zoek naar het Beloofde Land. Het duurde zo lang - veertig jaar - dat ze er hun geloof bij verloren. Ze aanbaden het gouden kalf.

Maar, zo wordt verteld, God voorzag in hun behoud en Hij liet hemels manna neerdalen. Wat dat manna precies was, weet ik niet. Ik ben gaan zoeken in een boek over de planten in de bijbel. (Solange et Jean Maillat, Les Plantes dans la Bible. 1999). Was het een soort mos of had het iets te maken met de zaadjes van koriander... Uiteindelijk weet niemand het met zekerheid en het is ook niet belangrijk.

Het verhaal van de Joden op de vlucht voor de Farao doet me echter denken aan de miljoenen mensen in deze wereld, op de vlucht voor honger en dood, voor wanbeheer en machtsmisbruik, voor oorlog en geweld. Zoals de Joden in die tijd dolen ze jaar na jaar verder op zoek naar een land van thuiskomst. En ze verliezen de moed. Ze geven het op of blijven hopen tegen alle hoop in. Maar voor hen valt er geen manna uit de hemel.

En wij... wij kijken toe en worden onverschillig. Wij zitten in het beloofde land en voelen ons zelfs bedreigd door die vele mensen op de vlucht voor armoede en oorlogsgeweld. We zien bijna alle dagen beelden in de televisie en we worden het moe. Onrecht en miserie worden gebanaliseerd. We denken misschien dat ooit eens voor hen het hemelse manna zal neerdalen. En dan zou alles wel stilaan weer in zijn plooi komen. Als we dat denken zitten we nog in het Oude Testament. In het Nieuwe Testament staat dat we de handen uit de mouwen moeten steken. In Matteüs 25 staat: Ik was vreemdeling, en gij hebt Mij opgenomen. Ik zat in de miserie, en gij hebt voor mij gezorgd...

Wij moeten zelf iets doen opdat deze mensen uit die miserie geraken zodat ze weer zelf kunnen zorgen voor hun levensonderhoud, zoals de Joden toen ze het beloofde land zagen. De tocht door de woestijn duurde veertig jaar. Dat was een lange tijd. Ook nu duurt de tocht nog lang voor er een oplossing gevonden wordt voor die onvoorstelbare ellende die wij op ons TV-scherm zien, terwijl wij ons door hen bedreigd voelen en ons verder nestelen in onze welvaart.

De vraag is ook of wij ons daarbioj gelukkig voelen. Een mens heeft nood aan blijvende waarden, aan liefde en genegenheid. Daarover gaat het evangelie van vandaag. Onze hele welvaart zal nooit iemand totaal kunnen verzadigen. En toch heb ik vaak de indruk dat onze huidige maatschappij die nood niet voelt. En we aanbidden het gouden kalf...

Ik heb eens een zeer bekende vrijzinnige horen zeggen dat hij er zich helemaal niet over verheugt dat er minder kerkgangers zijn. "Want, zo zei hij, dit gemis aan geloof wordt door niets vervangen want wij hebben niets in de plaats aan te bieden? "

Uiteindelijk ontstaat er een grote leegte waarvan men zelfs niet vermoedt dat ze bestaat. Vele mensen geven het geloof op en vinden er geen inspiratie meer in. Nochtans, om voluit te kunnen leven hebben mensen inspiratie nodig. En dat heeft ook invloed op onze manier van omgaan met onze medemensen.

Welnu, Jezus Christus heeft woorden van eeuwig leven; wie zich door Hem laat inspireren, wie leeft zoals Hij het ons voorhoudt, wie leeft van zijn leven, krijgt een enige kans om de kwaliteit van zijn leven te verbeteren. Het geloof in Jezus Christus geeft een nieuwe dimensie aan ons leven. Wie leeft van Jezus' geest moet andere accenten leren leggen. We moeten dan onze prioriteiten verleggen. We zullen zo ook beter het onderscheid kunnen maken tussen wat belangrijk is en wat we als minder belangrijk mogen beschouwen. Hij leert ons keuzes maken... ook wanneer het gaat over mensen in nood.

Geef toe: het is niet gemakkelijk consequent christen te zijn... Misschien is dat één van de redenen waarom gelovigen minder gelovig worden. Het is geen comfortabel leven. Het geloof moet gevoed worden. Daarom moeten we vaak ‘in Jezus' naam samen komen om dit geloof te voeden en elkaar te bemoedigen.