De Heer is onze gerechtigheid (Jer. 23,6)

 

Psalm 23 is een loflied op God als Herder.  Hij wordt graag gezongen.  Het schaapje moet niet veel doen.  Het mag zich veilig voelen.  Zij die dit bijbels lied opstelden, zagen herders aan het werk bij hun kudde.  Het was voor hen een vertrouwd beeld.  De dagdagelijkse praktijk van de herder was geen gemakkelijk werk.  Het verliep niet zo idyllisch als we het vaak nogal zoeterig voorstellen.  In de tijd van Jezus werden de herders gerekend bij de mensen aan de rand.

De herder is een beeld om over Gods zorg te spreken.  God is het model van de herder.  In de Bijbel komt het woord ‘herder’ vaak voor.  Jeremia is koploper bij het gebruik van dit woord.  Van de 55 bijbelse vindplaatsen voor het woord ‘herder’ heeft hij er zes, evenveel als in de psalmen.  ‘Herder’ in het meervoud , daarvan heeft Jeremia 16 van de 53 vermeldingen.  De profeet Jeremia laat God optreden als een herder.  Tot de heilsbeloften, die hij aanzegt, behoort dat God zelf zal verzamelen en samenbrengen wat is verspreid: “Ik breng ze terug naar hun weide, ze zullen vruchtbaar zijn en in aantal toenemen” (Jer. 23,3).  Ezechiël, een andere profeet uit de tijd van de ballingschap, brengt een zelfde belofte van God: “Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken” (Ez. 34,12).  Psalm 23 is heel geschikt om als tussenzang te fungeren en om aldus verder te mediteren bij de lezing van Jeremia.  Jeremia was herder in figuurlijke zin.  Hij had niet veel bijval en de mensen in Jeruzalem gaven weinig aandacht aan zijn woord. 

 

Jeremia was wellicht priester.  Hij is vooral een door God geroepen profeet.  “Profeten zijn critici én visionairs” (Hans Ausloos, Jeremia: de profeet en het boek in Jeremia; Profeet tussen hoop en wanhoop, p.15).  Hij beleefde zijn taak als profeet.  Ze was zeer zwaar.  Hij was het liever niet geweest.  Hij heeft er weinig resultaat mee behaald.  Zijn blijvende vreugde nu is dat velen zich naderhand aan zijn lot hebben opgetrokken en dat hij Jeremia in het NT vernoemd wordt als beeld van Jezus.  Hij heeft er veel moeten voor laten.  Hij was daarvoor celibatair gebleven.  Het werd hem ontzegd om aan feesten deel te nemen, zelfs aan begrafenissen.  Hij moest tekenen stellen waardoor de mensen zouden nadenken en veranderen.  Hij leefde in een moeilijk tijdskader.  Judea was politiek gezien van weinig betekenis.  Het land was vazal van Babylon.  Jeremia raadt hun af om twijfelachtige bondgenootschappen aan te gaan.

Het ging hem vooral ter harte dat het volk niet de weg van God koos.  Hij leed er onder dat Israël de ware echte God ingeruild had voor valse goden.  Hij heeft dit in een prachtig beeld uitgedrukt.  Hij laat het beklag van God horen omdat zij een waterbekken verkiezen boven het heldere water.

Twee wandaden heeft mijn volk begaan:
het heeft mij verlaten de bron van levend water,
en het heeft waterkelders uitgehouwen,
kelders vol scheuren,
waarin het water niet blijft staan (Jer. 2,13).

Jeremia heeft weinig goeds te zeggen over de koningen van Israël.  Hij voorspelt hun einde.  Zijn toespraken zijn een aanval op de koningen, op priesters en valse profeten.  Geen herders zijn ze, maar misleiders.  Naast de belofte dat God zelf herder zal zijn, is er deze dat hij nieuwe herders zal aanstellen.  Leadership was in de geschiedenis van Israël - en niet alleen daar - een pijnlijk probleem.  Vroegere herders hadden het volk de vernieling ingejaagd.  De kwaliteit en de integriteit van herders en leiders wordt ook in onze tijd bevraagd.  Presidenten en premiers hebben de oorlogen in het Midden-Oosten bevolen.  Leiders hebben hun eigen belang vooropgesteld en democratische vrijheden aan banden gelegd. 

Bij Jeremia is het vertrouwen in God heel groot.  Hij heeft het eerste woord en God heeft het laatste woord.  De derde belofte van God betreft een rechtmatige telg, die uit de stam van David zal ontspruiten, “die als koning een wijs beleid zal voeren en die in het land recht en gerechtigheid zal handhaven.”  Met de ballingschap is het echter gedaan met het koningschap in Israël.  Zo leest de gelovige in het woord van Jeremia een verwachting naar de Messias, naar iemand die ten volle gerechtigheid zal beleven.  De laatste verzen zijn al de aanzet voor een preek in de Advent. 

Jeremia’s woorden helpen bij een gewetensonderzoek naar het herderschap in de kerk.  Bert Claerhout schreef naar aanleiding van berichten over kindermisbruik in de kerk: “Het kwaad zit overal, in elk van ons.  Iedereen heeft zijn duistere kanten.  En geen enkele kerkvisie maakt immuun voor het kwade.  Orthodoxie en strengheid in de leer zijn geen garantie voor een eervol en zuiver gedrag.  Evenmin is wie Rome met de vinger wijst en het verplichte priestercelibaat als ondubbelzinnige oorzaak ziet voor de misstanden in de Kerk, in zijn persoonlijk leven niet vrij van zonde.”  Het vertrouwen van de bevolking in de Kerk bereikte een historisch dieptepunt.  Bij de Belgen daalde dit tot 8 procent (Bert Claerhout, Kerk en Leven 19.01.11).

Als zwakke mensen blijven we opzien naar goede herders, naar wie in nederigheid en dienstbaarheid zich openstelt voor gerechtigheid.  Wij mogen niet afzijdig staan tegenover de inzet van mannen en vrouwen voor gerechtigheid, maar in solidariteit met hen optrekken.  We mogen onze vreugde vinden door Hem te dienen, die ons voorging in liefde en gerechtigheid (LG 8).