Witte Donderdag (2008)

Deze avond is anders dan andere avonden.
Overal ter wereld komen mensen bij elkaar
om de grote bevrijding te vieren
met het verhaal van de uittocht uit Egypte.
Niet langer ellende, stop de slavernij,
je bent geroepen tot vrijheid.
Beleef die vrijheid voor Gods ogen
en maak anderen vrij!
Zo gedenkt ook Jezus met zijn volgelingen
het Joodse Paasfeest.
En juist op deze feestavond
neemt Hij afscheid met een laatste avondmaal.
Toch staat bij Johannes op Witte Donderdag
niet de tafel centraal, maar de vloer.
Niet brood en wijn,
maar een gebaar van dienstbaarheid.
Jezus wast 12 x 2 voeten, ook die van Judas.
En Hij vraagt: begrijp je wat ik hier doe?
Zes dagen ervoor gebeurt er ook al zoiets.
Er is dan een vrouw die Jezus' voeten wast
met haar tranen en ze zalft met balsem.
Het is het begin van het einde.
Zijn uur is gekomen.
En Hij heeft erover nagedacht
hoe het verder moet na Hem.
Daarom laat Hij bij dit avondmaal nog eens zien
waar het uiteindelijk allemaal om gaat.
Als je echt tot je laat doordringen
waar het in ons geloof om draait,
dan slaat de schrik je om het hart.
Samen brood breken en de beker drinken,
dat gaat best.
Maar dat is kennelijk niet de kern.
Het gaat om die vreemde dienstbare liefde.
Met het gebaar van de voetwassing zet Jezus de toon.
Zijn godsdienst bestaat uit daden van dienstbaarheid.
Je verantwoordelijk weten voor het welzijn
van de ander. Je daarvoor inzetten.
Het gebeurt aan tafel.
Hij staat op om het slavenwerk te doen.
Daar word je verlegen van.
Hij legt zijn kleren af, net als vóór zijn terechtstelling.
En straks doet Hij ze weer aan.
In de taal van de Schrift betekent dat gebaar:
zijn leven afleggen en daarna weer opstaan ten leven.
Petrus verwoordt het gevoel van iedereen:
Zo wil ik mijn leermeester niet zien!
Als de minste, die zich buigt en zijn leven geeft.
Zo zitten wij niet in elkaar!
Maar het is niet anders: zo is God!
Jezus is hiermee gewoon trouw
aan zijn beeld van de Eeuwige
en trouw aan zijn eigen levensvisie.
Zijn deel van God laten zien in de wereld,
dat is is voor Hem: net zo trouw blijven
aan elke mens als de Eeuwige zelf.
En net zo opkomen voor de kleine, de arme.
Met de dreiging van de dood voor ogen
wil Hij hier vanavond ons nog eens
op het hart drukken wat Hij ten diepste gelooft:
dat er voor God geen heren en knechten zijn,
alleen broers en zussen.
De dienst aan elkaar en de onderlinge solidariteit
zijn kern en criterium van werkelijke
christelijke godsdienst, ijkpunt van echt geloof.
Wanneer wij mensen zó met elkaar omgaan,
ons zó klein durven maken voor de ander,
ons dienstbaar en nederig opstellen,
dan stellen wij de Eeuwige present.
En zonder het sacrament van de voetwassing,
zonder precies deze liefde,
kun je geen beeld van God zijn;
kun je geen volgeling van Hem zijn;
kun je ook niet met Hem aan tafel gaan.
Want wie eet, die verplicht zich tot iets.
Het is niet vrijblijvend.
Zo doen tot zijn gedachtenis,
daar worstelen wij nog steeds mee.
Want het lijkt er lang niet altijd op
dat de kerk op dit gebaar gebouwd is.
Maar toch: bij al die structuren, heel die hiërarchie,
dat centrale gezag, het wereldwijde systeem,
alle theologieën en theorieën,
bij dat alles blijft déze boodschap
van de dienstbare liefde toch gewoon de kern.
Het heeft als beeld van God een blijvende betekenis.
Over de maaltijd zelf zwijgt Johannes verder.
Die was in zijn tijd al vanzelfsprekend.
Maar dit liefdesgebaar moet altijd weer
in herinnering worden geroepen
als wij Jezus gedenken.
Ubi caritas et amor, zingen we straks.
Waar vriendschap is en liefde, daar is God.
Waar de ene mens leeft ten dienst van de ander,
daar gaat het over dingen die er echt toe doen.
Het is overigens geen oud verhaal.
Het gebeurt nog elke dag onder christenen.
We hoeven niet pessimistisch te zijn.
Er zijn er die van deze liefde hun levenswerk maken. Gewone mannen en vrouwen geven hun leven
aan zieken, in derde wereldlanden,
maar ook gewoon in onze parochie hier.
Zij doen dat tot zijn gedachtenis.
Zij hebben zich dat gebaar van hun leermeester
eigen gemaakt. 
En met recht breken zij dan ook
samen met Hem het brood:
Mijn lichaam, mijn leven voor u.
En delen zij de levensbeker: mijn bloed voor u.
Wij gaan hier zo meteen ook weer
Eucharistie, Avondmaal vieren,
samen met al die mensen door de eeuwen heen
en over de hele wereld.
is heel goed.
Maar vanavond krijgt dit vertrouwde gebaar
er als het ware een dimensie bij.
Als wij naar voren komen en amen zeggen,
dan beamen wij waar het ten diepste allemaal om gaat: de liefdevolle dienstbaarheid van mensen aan elkaar.
Daartoe nodig ik u van harte uit.
Waar vriendschap is en liefde, daar is God.