4e zondag in de veertigdagentijd A - 2023

Zusters en broeders,

‘De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart’ hoorden we in de eerste lezing, en die uitspraak is even goed van toepassing in het evangelie. Immers, zowel de apostelen als de farizeeën zijn ervan overtuigd dat die man blind geboren is als straf voor een zware zonde van zijn ouders of van hemzelf. Vooral dat laatste is zeer merkwaardig. Immers, hoe kan een kind zondigen nog voor het geboren wordt? Maar Jezus laat er geen twijfel over bestaan: er is helemaal geen sprake van straf voor de zonde, integendeel, die man is blind omdat Gods werk door hem zichtbaar moet worden. En dat werk van God is Jezus zelf en de Blijde Boodschap van liefde, vrede en vreugde die Hij uitdraagt. Die zal door de genezing van de man inderdaad zichtbaar worden, want aantonen dat Gods liefde grenzeloos is. Het is misschien om dat te beklemtonen dat Jezus de blinde op een heel merkwaardige manier geneest: hij bestrijkt zijn ogen met speekselslijk, en zendt hem naar de vijver van Siloam waar hij zich moet wassen. Dat doet de man, en inderdaad, hij is niet langer blind. En hij is genezen omdat hij zich geen vragen stelde bij wat Jezus deed. Nochtans, wie smeert er nu slijk op de ogen van een blinde om hem te genezen??

Maar die blinde gelooft echt in Jezus. Dat komt heel sterk tot uiting in de evolutie die hij doormaakt. Op de vraag wie hem genezen heeft, antwoordt hij eerst dat hij niet weet wie die man is. In het gesprek met de farizeeën noemt hij Jezus een profeet en een Godsgezant in wie zij niet willen geloven. En wanneer hij Jezus opnieuw ontmoet, valt hij op zijn knieën voor Hem neer en zegt hij: ‘Ik geloof, Heer.’

Hierbij kunnen we ons de vraag stellen: Is ons geloof ook zo vast als een rots en zo zonder vragen als dat van die man? Misschien zijn we er ons niet van bewust, maar wij worden, wat ons geloof betreft, bij manier van spreken blind geboren. Ons geloof zit immers niet in ons DNA of in onze genen, het moet dus groeien. En we kunnen niet ontkennen dat we leven in een tijd die dat niet makkelijk maakt. Een tijd die ons eerder aanzet om blind te zijn voor anderen, en alleen naar onszelf te kijken, zodat we eigenlijk in onszelf opgesloten zijn, en alleen oog hebben voor wat ons direct aanbelangt: ons huis, ons werk, onze tv, onze computer, onze auto, ons bezit, onze partner. Alles ‘ons ‘en ‘onze’, net zoals de farizeeën: die willen ook niet zien. Doen ze dat wel,  dan moeten ze erkennen dat Jezus de Messias is, en dat willen ze niet, want dan moeten ze leven naar zijn Blijde Boodschap van liefde, vrede en vreugde voor alle mensen, en dat botst met hun geloofsovertuiging. Zij leven immers naar de letter van de honderden geboden en verboden van de wet van Mozes, terwijl Jezus vraagt te leven naar de geest van zijn ene wet: Hou boven al van God, en hou evenveel van je naaste als van jezelf.

Zusters en broeders, we moeten oppassen dat we niet even ziende blind zijn als de farizeeën. Dat we dus echt niet willen zien wat God, wat Jezus van ons vraagt, en dat is oprechte aandacht voor onze medemensen. Niet alleen voor de machtigen en voor hen die ons direct aanbelangen, maar voor al onze medemensen, dus ook de armen, zieken, kansarmen enzovoort.  Die zijn voor God, voor Jezus zeker niet minder belangrijk dan anderen, integendeel. In de eerste lezing zien we dat niet een van de sterke zonen van Isaï door Samuël tot koning wordt gezalfd, maar de kleine en nog zwakke David. En in het evangelie laat een blindgeboren sukkelaar zich niet afblaffen door de farizeeën, maar hij wordt een voorbeeld van een immens sterk geloof in Jezus. En we kunnen ook denken aan de half heidense Samaritaanse vrouw met een duister verleden die vorige zondag Jezus’ eerste missionaris werd. Allemaal mensen die naar puur menselijke normen helemaal niet belangrijk zijn, zelfs niet meetellen, maar die wel belangrijk zijn voor God, voor Jezus. Dat zijn ook de armen en de zwakken voor wie Broederlijk Delen onze aandacht vraagt. Laten we dus niet ziende blind zijn, en met een hart vol liefde naar al onze medemensen uitkijken. Amen.