Zusters en broeders,
Opnieuw vertelt Jezus een fantastische parabel, en ook opnieuw hebben we er wellicht vragen bij. Bijvoorbeeld over het aantal talenten. Waarom krijgt de ene dienaar er vijf, de tweede drie en de derde slechts één? Die moet zich toch benadeeld en wellicht ook beledigd voelen?
Maar die vraag valt zeker weg als we weten hoeveel een talent inhoudt. Dat is in het oude Griekenland een ongelooflijk waardevolle blok goud of zilver van ongeveer 25 kilogram. Later werd het een al even ongelooflijk belangrijk betaalmiddel, dat neerkwam op 6000 denariën. Als je weet dat één denarie het normale dagloon van een arbeider was, weet je ook dat een talent dus neerkwam op 6000 arbeidsdagen, dus het loon van ongeveer twintig jaar. En zo zie je dat die derde dienaar zich helemaal niet beledigd en benadeeld moet voelen, want hij kreeg een heel groot pak geld. Maar voelt hij zich zo? Hij klaagt in elk geval niet, maar hij doet ook niets met zijn talent, integendeel, hij begraaft het in een put.
Uit de reactie van de heer kunnen we afleiden dat die daar helemaal niet blij mee is. En zo laat de parabel ons ook zien wat God van ons verlangt, want Hij is de Heer die talenten uitdeelt. Allemaal hebben we er van Hem gekregen, de één al wat meer dan de ander, maar hoeveel of hoe weinig het er ook zijn, we moeten er iets mee doen. We hebben ze immers maar in bruikleen gekregen, dus moeten we ze ook teruggeven. En het minste wat er kunnen mee doen, is ze op de bank plaatsen, met andere woorden, anderen ons werk laten doen, en erop toezien dat ze dat goed doen.
Maar wat we ook doen, het moet renderen, en dat kan niet als we onze talenten begraven. Als we ons, met andere woorden, wegsteken achter onze ouderdom, onze beperktheden, onze ziekte, ons gebrek aan kansen, ons ik weet niet wat nog allemaal. Want hoe we ook zijn, wie of wat we ook zijn, God vraagt ons dat we meewerken aan zijn Koninkrijk van liefde, vrede en vreugde. Dat heeft die derde dienaar niet gedaan, en hij zoekt de schuld daarvan bij de heer zelf, die hij een streng mens noemt die maait waar hij niet heeft gezaaid, en oogst waar hij niet heeft geplant. Vandaar de woede van de heer: zijn knecht heeft niets gedaan met het talent dat hij hem in bruikleen gegeven heeft, en geeft hem daarvan de schuld. Dus beveelt hij boos: ‘Werp die nutteloze dienaar eruit, buiten in de duisternis, waar geween is en tandengeknars.’
Duisternis, geween, tandengeknars: dat zijn woorden die we een van de voorbije weken nog gehoord hebben. Misschien denken we daarbij aan de hel, maar daar verwijst Jezus helemaal niet naar. Wat Hij wél doet, is verwijzen naar de wereld die ontstaat wanneer er niet gewerkt wordt aan Gods Koninkrijk van liefde, vrede, en vreugde. In zo’n wereld krijg je inderdaad de duisternis van haat en een mensonwaardige samenleving, van geween van zwakke en onderdrukte mensen, en van tandengeknars van mannen, vrouwen en kinderen die vervolgd, uitgebuit, vermoord worden. We worden er elke dag mee geconfronteerd dat onze wereld barst van landen die zelfs in naam van God gewetenloos vernietigen en moorden. En ook van landen waar mensen op de vlucht slaan voor de miserie en de ellende die er weelderig tieren door leiders die hun talenten alleen voor zichzelf gebruiken.
Zusters en broeders, vandaag is het Werelddag van de armen. ‘Kijk niet weg van de armen’, zegt paus Franciscus in dat verband. En dat heeft hij natuurlijk niet zelf uitgevonden, nee, dat is de boodschap van God, van Jezus aan ieder van ons. Een boodschap die Jezus vandaag overbrengt in zijn parabel over de talenten waarin Hij zegt: ‘Gebruik de talenten die je van God in bruikleen hebt gekregen om mee te bouwen aan zijn Koninkrijk van liefde, vrede en vreugde. Als je dat doet, heb je automatisch aandacht voor je medemensen, of die nu arm zijn of rijk, oud of jong, man of vrouw. En zeg niet dat je geen talenten hebt omdat je oud of ziek of nog iets anders bent. Want wie of wat je ook bent, je hebt wél talenten gekregen, en je kan ze delen met je medemensen.’ Dat zegt Jezus. Laten we dat dus doen: de talenten die we gekregen hebben, ook al zijn het er maar enkele, gebruiken waar we kunnen, want anders bouwen we mee aan een wereld van duisternis, geween en tandengeknars. Amen.