Aan wie de opbrengst van de wijngaard?

 

 

Zijn we even snugger als de oudsten en de priesters in Jeruzalem? Die verstonden onmiddellijk bij het aanhoren van de parabel van de wijngaard dat Jezus hen bedoelde en dat hij hun handelwijze veroordeelde. Ze waren met hem in dispuut over zijn bevoegdheid. Jezus vertelde de parabel over de twee zonen en daarna deze over de pachters van de wijngaard. De oudsten en de priesters hadden niet naar Johannes geluisterd en zij luisterden evenmin naar Jezus nu hij in Jeruzalem was. Wat had die man uit Galilea hen te vertellen? Was hij niet een gevaarlijk iemand die wat hun heilig was, in vraag durfde te stellen.

Jezus heeft het over allen die nu in zijn wijngaard werken. Aan wie behoort de opbrengst van ons werk? Mag de heer van de wijngaard ons om verantwoording vragen? We zijn maar rentmeesters in de wijngaard en wij zijn rentmeesters in Gods schepping. Wij krijgen een opdracht toevertrouwd om er verantwoordelijk mee om te gaan. Eigenen we ons zelf toe wat we mogen doen bij ons werk in de kerk? We mogen ons de godsdienst en de kerk niet toe eigenen. De wijngaard is niet ons wingewest. We mogen Christus niet beletten naar buiten te treden. “De deur van de kerk moet openstaan opdat Christus zou buiten geraken” (Paus Franciscus).

De wijngaardenier is ontgoocheld omdat zijn zorg voor zijn wijngaard met ondankbaarheid beantwoord wordt. Jezus schudt ons wakker opdat wij goede vruchten zouden voortbrengen en ons leven uitbouwen op zijn fundament. De parabel van Jezus bevat een hard verwijt aan wie Hem afwijst. Maar het verwijt treft ook allen die Christus willen inpakken en gebruiken voor hun eigen zaak.

Goed met kwaad vergelden

Een man met nogal wat levenservaring zei soms: “Doe goed opdat u kwaad zou geschieden.” In zijn uitspraak klinkt ontgoocheling door omdat mensen van wie hij dankbaarheid meende te verwachten, ondankbaar waren, zelfs erger, boos handelen ten zijne opzichte. De taal van die bejaarde man is op eerste zicht weinig christelijk en niet in eenklank met het evangelie. Maar de eerste en derde schriftlezing bevestigen vandaag deze man in zijn oordeel.

De eigenaar van de wijngaard is heel ontevreden over de handelswijze van degenen die in zijn wijngaard werken. Zijn goedheid wordt op boosheid onthaald. De eigenaar zal bijgevolg die boosdoeners straffen. Jahwe is de eigenaar van de wijngaard. Hij lijdt onder de ontrouw van zijn volk. Jezus, de gezondene van de Vader, trekt weldoende rond en toch wordt hij uit de weg geruimd. In de liturgie van Goede Vrijdag, tijdens de kruisverering, zingen koren klaagdieren waarin Jezus zijn volk vraagt waarom het zo ondankbaar met Hem handelde. God lijdt onder de ondankbaarheid. Volgens de lezingen treedt Hij zelfs straffend op. De profeet Jesaja trachtte met de parabel van de wijngaard de verhouding te duiden russen God en zijn volk. De periodes van lijden worden uitgelegd als een straf omwille van ontrouw, als een weg tot loutering.

God blijft de God van de belofte. Hij wenst dat zijn wijngaard goede vruchten voortbrengt, vruchten van vrede en gerechtigheid. Een opbrengst waar we anderen laten in delen, de armen eerst. Hij verwacht dit van elk van ons. Wij betalen rente aan de Heer als we Jezus zelf zonder hem te zien dienen in de arme, de zieke, de mens aan de rand (Mt. 25,31-46).

 

Goede vruchten en de vreugde der verzoening

Schone vruchten in de wijngaard zijn die mensen die geloven in verzoening, mensen die het telkens opnieuw wagen met medemensen. Op 4 oktober is het de feestdag van Frans van Assisi. Met de Poverello kunnen we wegen naar vrede betreden. Ooit is Frans in gesprek geweest met een sultan. Hij gebruikt geen wapens maar rekende op vriendschap.

“Franciscus trok door dorpen en steden om te prediken. En wat hij predikte was vrede. Hij trok een spoor van vrede en verzoening door het hele land en ver daarbuiten. Tot in Egypte bij de sultan toe. Later leest men in de levensbeschrijving van een van diens adviseurs nog over “de zaak van de monnik”. Franciscus werd ontvangen en kwam ongedeerd terug; hij bereikte wel de vrede niet en nog minder de bekering. Maar nooit zijn sindsdien het evangelie en de koran zo dicht bij elkaar geweest als toen die “kleine, beminnelijke man” voor de sultan stond, over vrede en verzoening sprak en over de Heer Jezus. Hij behielp zich met slecht Frans – de taal van zijn moeder! – maar werd perfect begrepen.

Hij bracht ook vrede meer dichtbij in al de twistende Italiaanse steden. Er is een rechtsstudent die jaren later schrijft: ik studeerde in Bologna en kreeg de gelegenheid om naar een preek van Franciscus te luisteren op het plein der kleine paleizen. Bijna de hele stad was dar. Die preek had niets van de toon noch van het optreden van een redenaar. Het was maar een simpele oproep om haatgevoelens opzij te zetten en vrede te maken. De spreker had een onbeduidend voorkomen: hij was niet mooi en arm gekleed. Maar het lukte hem de adel van Bologna tot verzoening te brengen, ofschoon de edelen mekaar al eeuwen lang te lijf waren gegaan”.

Dit was de tijd van toen. Maar ook nu hebben wij honger en dorst naar zo’n man van vrede. Is er vandaag nog wel één plaats die niet lijkt op het Bologna van toen? Eén plein dat niet vol loopt met onverzoende mensen? “Pace e bene”. Vrede en alle goeds is een woord waarop de hele wereld wacht.” (Kard. G. Danneels, De vreugde van de Poverello, p. 25-26).

In oktober viert de Kerk een andere mooie vrucht in Gods wijngaard, Theresia van Lisieux. In een angstige burgerlijke wereld heeft zij het kinderlijk vertrouwen in God beleefd. Haar sterke figuur heeft zelfs cineasten geboeid. Thérèse is een heel interessante figuur wegens haar vragen en haar zoektocht. Ondanks haar duizend vragen en bekoringen heeft zij nooit de hand van Jezus losgelaten. “Als ze over haar geloofsnacht zal schrijven, zal ze wel spreken over “onweer”, “duisternis”, “strijd”, “kwelling”, “beproeving”, “tunnel”, “mist”, “nacht” en “muur”, zelfs over “bekoring”, maar nooit over “twijfel”. Als aan het verstand een vraag wordt gesteld, betekent dit niet dat haar diepere wezen betwijfelt of God een antwoord heeft en of God wel uitkomst zal bieden. Daarom is Thérèse ook niet echt opstandig geweest. In God en in het geloof aan Hem hervindt zij telkens weer die “vrede… die mij niet verlaten heeft in de grootste beproevingen.” “Maar”, voegt ze er aan toe, “wie vrede zegt, zegt niet noodzakelijk vreugde, of ten minste niet gevoelde vreugde” (Koen de Meester, Thérèse. Met lege handen, 1987, p. 48-49).

Christenen mogen steunen op gelovigen die hen zijn voorgegaan. Wij steunen op het geloof van de kerkgemeenschap, van Maria en van zoveel heiligen. Op onze persoonlijke weg mogen we gebruik maken van het licht dat anderen ons verschaffen. Dat is de weldaad van de kerk. “Ik hou van de kerk”, zei Thérèse.

Deze maand vieren wij voor het eerst het feest van de in april 2014 heiligverklaarde pausen Johannes XXIII en Johannes Paulus II. De feestdag van de conciliepaus is op 11 oktober, dag waarop hij in 1962 het tweede Vaticaans concilie opende. Op 22 oktober vieren we Johannes Paulus II die op 22 oktober 1978 zijn pontificaat begon, nadat hij zes dagen eerder was verkozen. Paus Franciscus eerde hem als de paus van de families. Hij was paus van 1978 tot 2005. Paus Franciscus rekent op hun voorspraak bij de synode over de familie. Beide waren elk met hun eigen charisma werkers in de wijngaard.

Die bejaarde man die zijn ontgoocheling verwoordde in het harde gezegde, was iemand die ook na mislukking met mensen steeds bereid bleef om anderen dienst te bewijzen en hulp te bieden.

Schone vruchten in de wijngaard: God laat ze groeien in alle streken onder zijn hemel. Liefde is sterker dan haat en Christus blijft van dit gebouw de echte hoeksteen. De Heer is de eigenaar van de wijngaard, niet wij.

De gedachten over het betalen van de rente zijn ontleend aan Walter W Harm, Paid the Rent Lately, homilie voor Göttinger Predigten