Vier ogen (2005)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

NIET ACHTER IEMANDS RUG

‘Dus daarom was mijn vraag: kunnen wij bij u trouwen?’ De vrouw kwam ergens uit de westelijke mijnstreek. Ze had ruzie met haar eigen pastoor. Of ruzie..., ze hadden elkaar nooit gesproken. Een jaar of vijf geleden woonde ze thuis. Haar vader was ernstig ziek, maar de pastoor was nooit op bezoek geweest. ‘Had u hem dan gevraagd om te langs komen?’ Daar praatte ze wat overheen. De pastoor had het niet kunnen verkroppen dat haar vader hem een keer op de vingers had getikt, meende ze. Enfin, toen de bisschop was komen vormen had ze hem bij de koffie verteld dat de pastoor niet bij haar vader was geweest. De bisschop had alleen gevraagd: ‘hebt u iemand anders kunnen vinden?’ Ze had ook nog ene Pietersen gebeld. Die was bij het kerkbestuur ‘of zoiets’. ‘Of pastoor iets tegen ons had?’ Maar die had gewoon ‘nee’ gezegd. ‘Met een stalen gezicht.’ Verleden jaar had de pastoor nog met een foto in de krant gestaan. Nou toen had ze mooi een ingezonden brief gestuurd. Maar die was niet geplaatst. ‘De pastoor had overal zijn vriendjes.’ Geen wonder dat de kerken leegliepen. En ze wilde toch als fatsoenlijk christen trouwen. Dus of ik het huwelijk wilde doen.

Ik moest even lucht happen. ‘Dus u vindt dat de pastoor een fout heeft gemaakt’, vatte ik het probleem samen. ‘En uit boosheid hebt u toen een ingezonden brief geschreven, de bisschop gewaarschuwd, het kerkbestuur op de hoogte gebracht en talloze mensen boze verhalen verteld. En al die tijd hebt u niet één keer onder vier ogen tegen de pastoor gezegd: ‘we hadden het gewaardeerd als u mijn vader had bezocht!’ De vrouw was even stil. Voelde zich wat in het nauw gedreven en maakte zich ervan af met de opmerking. ‘Hij heeft toch nooit tijd!’

MAAR ONDER VIER OGEN

Dit verhaal is typisch voor ons allemaal. We zijn - de een wat meer dan de ander -, geneigd om rechtstreekse confrontaties uit de weg te gaan. We zijn bang om een ander eerlijk te zeggen dat we ons tekort gedaan voelen. Bang dat we niet de juiste woorden vinden; dat we kwetsend worden of lomp. Bang dat de ander terugslaat met verwijten en dat de ruzie uit de hand loopt. Vaak voelen we ons gekwetst en zeggen niets.

Oké, dat is niet erg; maar nu komt de fout. De boosheid zoekt toch een uitweg. En we vertellen het verhaal aan de juffrouw van de klas, de postbode op straat, de medepassagiers in de bus, aan iedereen, te pas en te onpas. Achterdocht en vijandschap verspreiden zich. De ander krijgt de kans niet om iets recht te zetten, of verontschuldigingen aan te bieden.
‘Als u uw broeder iets te verwijten hebt, doe het eerst onder vier ogen’, zegt Jezus.

NIET ONDER HONDERD OGEN

Een aardrijkskundeleraar haastte zich over de speelplaats naar het schoolgebouw. Achter hem liepen enkele meisjes. Ze begonnen te giechelen. De leraar was onzeker. Sofietje zei tegen haar vriendin. ‘Stomme vent, hè. Geniepig!’ Ze zei het net zo hard dat hij het kon horen, maar niet zo hard dat hij haar ervan kon beschuldigen.
De les begon. De leraar keek de klas rond. ‘Sofietje, kom maar eens naar voren’, zei hij kalm. En toen ze voor de klas stond begon hij moeilijke vragen te stellen over de vorige les. ‘Vertel me eens, Sofie, wat is de hoofdstad van Estland?’ ‘Huh?’ slaakte Sofietje een kreet. ‘Dat hoeven we niet.’ ‘Ja maar zo stom ben je toch niet? Vertel dan maar hoe de hoofdstad van Lithouwen heet?’ Sofietje begon rood aan te lopen. In de klas werd gegiecheld. Ze kon niet meer fatsoenlijk denken. Ze probeerde zo onverschillig mogelijk te kijken. ‘De hoofdstad van België dan maar’, klonk het streng. Sofietje wist niets meer. Ze hoorde haar vriendin fluisteren. Iets met een ‘Uh’. ‘Zeg het maar, Sofietje. Hoor je ze niet roepen?’ ‘Brugge’, probeerde ze en iedereen begon te lachen. ‘Die heb ik terugbetaald’, dacht de leraar, maar het was fout. Als je een ander iets te verwijten hebt, neem hem dan eerst onder vier ogen en zet hem niet te kijk op de werkvloer, aan tafel of in de klas.

MAAR ONDER VIER OGEN

Met die goede raad van Jezus geeft Matteüs een belangrijk uitgangspunt voor de rechtsorde in de jonge kerk. Probeer eerst iets recht te zetten onder vier ogen. Zorg voor goede verhoudingen!

VERLANGLIJST

Lieve kinderen.
Dille was jarig! Hij was bezig met zijn verlanglijst. Hij wilde veel cadeaus!

Een nieuw skateboard,
een wit konijn,
een street-fighter-controller voor zijn playstation,
melkchocolade met nootjes,
een t-shirt met een doodskop,
een bureaulamp,
‘crazy warnings’ van Kane
en een boekenbon.

‘Mooie verlanglijst’, zei ik. Dille was nog aan het schrijven. Achter elke wens schreef hij een naam.
‘Kijk’, legde hij uit met een slimme snoet, ‘Een skateboard krijg ik natuurlijk niet van mamma, die is veel te bang dat ik val. En voor oma is ie te duur. Dus die vraag ik aan ome Kees. Dat is mijn peetoom. Oma geeft graag boekenbonnen en daar kan ik strips voor kopen. Die bureaulamp die zal mamma wel willen geven, die heeft de vorige ook kapot gemaakt. Mijn zusje kan die chocola wel betalen en bij Bas zijn vorige week konijntjes geboren. Dus!' Dille was een slimme jongen. Je moet niet alleen weten wàt je vraagt, je moet ook weten aan wíe je het vraagt.
‘Als je met zijn tweeën in mijn naam aan God iets vraagt, krijg je het ook!’ had Jezus gezegd. Aan Jezus vraag je natuurlijk geen konijn. Ook geen snowboard of een cd van Kane. Aan Jezus vraag je dat er vrede komt, dat we leren delen met arme mensen en dat we het goed maken met elkaar als we ruzie hebben. Als je dat met zijn tweeën vraagt, dan gebeurt het ook.