Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld?

Beste vrienden,

Over Otto von Bismarck, de Duitse rijkskanselier die in de 19e eeuw aan de basis lag van het keizerrijk wordt de volgende anekdote verteld:

Von Bismarck bezocht een zieke vriend. Toen hij in diens kamer binnenkwam zag hij aan de muur een staatsieportret van zichzelf. Hij was daarop afgebeeld met een strenge, zelfzekere blik. Bismarck bekeek het, schudde het hoofd en zegde: Zou ik dat moeten zijn? Dat ben ik niet!

Dan draaide hij zich om en wees naar een andere afbeelding in de kamer, waarop de wegzinkende Petrus stond afgebeeld, en zei: Dat ben ik!

Goede vrienden, het zal ons ook niet anders gaan als Bismarck. Want ook wij kunnen ons gemakkelijk herkennen in die wegzinkende Petrus. Ook wij zitten immers in de boot van al diegenen die door de stormen en de golven van het leven in de duisternis door elkaar worden geworpen. Ook wij voelen ons bedreigd door de verderfelijke kwade machten in de wereld. ook wij voelen ons uitgeleverd aan de aanzuigkracht van Pessimisme en berusting, de aanzuigkracht van de gevoelloosheid en de liefdeloosheid, het zog van een gebroken geloof en sluipende vertwijfeling. En hoe verder we ons op hoge zee wagen, des te ongewisser wordt ons leven.

En er komt nog iets anders bij. De blaam treft ook ons: “Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld?” De filosoof Sören Kierkegaard is van oordeel dat wij eerder bij de afstandelijke bewonderaars van die Jezus behoren dan bij diegenen die Hem met overtuiging navolgen. Bewonderaars applaudisseren, navolgers volgen het voorbeeld; deze Jezus wordt door velen bewonderd, maar lang niet alle Christenen leven naar zijn voorbeeld. Net zoals het bij Petrus gebeurde zullen ook wij op die weg van de navolging met angst worden geconfronteerd.
Ook wij zullen bang zijn dat de aanzuigkracht van de diepte sterker zou kunnen zijn dan de goede krachten in ons leven, die goede krachten die ons leven in het daglicht houden en ons vrij laten ademen. We moeten er ook rekening mee houden dat de Heer ons misschien pas in de vierde nachtwacht te hulp komt, zeer laat dus, wanneer reeds niemand er nog mee rekent; Zijn schrikbarende afwezigheid wordt eerder waargenomen als zijn geborgenheid brengende nabijheid. Achter dit Petrusverhaal ligt een geloofservaring verborgen die voor ons ook behulpzaam kan zijn.
Zolang we in de afgrond staren worden we er door aangezogen; zolang we onze blik op de Heer richten, zolang draagt ons vertrouwen in Jezus die ons zijn reddende hand reikt. Wanneer we niet meer gewoon eenvoudig geloven, maar zoals Petrus tweevoudig, gespleten, dwz wanneer we beginnen te twijfelen, dan wordt de rauwe werkelijkheid schijnbaar sterker dan het vertrouwen in ons dat diegene die ons roept, ons ook zal rechthouden.
Met andere woorden: Zolang Petrus op zichzelf betrokken is, alleen geconcentreerd op zijn eigen ik en op zijn eigen leven, zolang voelt Hij zich ten ondergaan. Wanneer hij zich terug op Jezus, en alleen op Jezus, concentreert, ervaart hij de kracht die hem boven water houdt.
Wanneer ik er goed over nadenk dan komt dit Evangelie me te hulp: Wanneer ik geen bodem meer onder mijn voeten voel, dan moet ik een stap naar Jezus toe doen. Soms heeft twijfel ook iets goeds: Twijfel kan ons vertrouwen sterken en verdiepen, omdat we opnieuw moeten zoeken waar we ons kunnen vasthouden en waar we steun kunnen vinden.
Wanneer alles vanzelf gaat, dan worden we te zelfzeker en we vergeten gauw diegene die ons altijd met uitgestrekte hand tegemoetkomt. Zijn hand blijft altijd uitgestrekt – dat is genoeg garantie dat we niet zullen ten ondergaan. Wij moeten die uitgestrekte hand alleen maar grijpen...

Amen