De kunst van het onderscheid tussen goed en kwaad (1996)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

JORIEN IN DE SPEELGOEDWINKEL

Enkele jaren geleden ging ik met mijn petekind Jorien een speelgoedwinkel binnen. Ze was jarig geweest. "Waar mag ik uit kiezen?", vroeg Jorien. Ze was nog jong. Ik dacht: Ik waag het erop en met een royaal gebaar zei ik: "Alles!" Je mag uit alles kiezen. Even keek ze zo gelukkig alsof ze ook alles gekozen had! We gingen naar huis met de Muizeval, een soort ganzenbord waarbij een gigantisch ingewikkelde muizeval wordt gebouwd. U voelt wel aan dat dit bezoek aan de winkel veel ernstiger voor mijn financiële positie had kunnen uitpakken. Maar met een jong kind kun je dit er op wagen. Een jong kind kijkt niet naar de kostbaarheid van een geschenk. Het is nog niet meegesleept door competitie. Het vraagt gewoon wat het wil. Kinderen en wijzen vragen wat ze echt willen en wat geluk brengt.

DIOGENES IN ZIJN TON

Klassiek is het verhaal van de wijze Griek Diogenes die in de derde eeuw voor Christus in Athene leefde. Hij was een zonderling, een soort profeet. Hij haalde stunts uit om over na te denken. Eens liep hij met een ontstoken lantaarn overdag op de markt en riep: Ik zoek een mens. De naar rijk dom en macht strevende mensen waren voor hem geen echte mensen meer, ze zaten achter een façade van schijn verstopt. Provocerend woonde Diogenes zelf in een armoedige ton, hetgeen natuurlijk ook zijn image ten goede kwam. Op zekere dag bezoekt de machte Alexander de Grote de stad. Deze geweldenaar uit het barbaarse Noorden was geen cultuur mens, verre van dat, maar over Diogenes had hij gehoord en hij wilde hem bezoeken. Bij de ton aan gekomen en vol onbegrip voor de soberheid van deze man zegt hij: "Je mag een wens doen." Daar hoeft Diogenes niet lang over na te denken. "U kunt inderdaad iets voor me doen; zoudt U een stapje opzij willen doen, u staat me in het licht", zegt hij zonder op te kijken. Alexander wordt door de wens gedegradeerd van rijke machtige weldoener tot iemand die in de weg staat.

VROUWTJE PIGGELMEE

Wensen doen is een motief dat ook in veel sprookjes voorkomt. Ik ben opgegroeid met het verhaal van vrouwtje Piggelmee, ik geloof dat je het na de oorlog kon krijgen met punten van van Nelle. Vrouwtje Piggelmee wenste bij de tovervis zichzelf en haar man in het ongeluk, gedreven door nijd en hebzucht. Laat een mens maar vragen wat hij wil, hij maakt zich vanzelf ongelukkig, want mensen kennen niet hun ware bestemming, ze zoeken wat bevredigt op korte termijn. Zo zijn ze, behalve kinderen en wijzen, behalve Jorien en Diogenes.

DE WENS VAN SALOMO

Het thema van wensen doen komt ook voor in literatuur over bidden. Ook voor de biddende mens geldt dat hij doorgaans niet weet wat hem gelukkig maakt. Gebeden munten soms uit door oppervlakkigheid. Verademend is het verhaal van Salomon uit de eerste lezing. Salomon is nog jong als hij zijn vader David opvolgt. Hij is niet de oudste zoon, dus over de opvolging is heftige strijd gevoerd. Salomo wordt een schatrijk. In zijn regeerperiode komen kunst en handel tot bloei. Talloze gedichten worden op zijn naam geschreven en hij verzekert zich van goede betrekkingen met de buren door een groot aantal buitenlandse vrouwen te huwen. Over deze man wordt verteld hoe hij aan het begin van zijn carrière tot God bad. Hij trapt niet in de valkuil van begerigheid. Hij vraagt geen rijkdom en zelfs geen gezondheid. Hij vraag om inzicht in het onderscheid tussen goed en kwaad. En daarom, zo be doelt de verteller, daarom is hij rijk geworden. Het bevalt God dat hij juist dit vraagt. Want een mens denkt veel te gemakkelijk dat hij wel weet wat goed is en niet goed, wat deugt en wat niet deugt. Het bevalt God dat Salomo daarover onzeker is en dat hij ernst maakt met de opdracht om voor ande ren rechtvaardig te zijn. Het Rijk van God is als een man die een schat vindt in de akker die hij had gepacht, vertelt Je zus. Daarom hebben sommigen er zoveel voor over: omdat Gods Rijk iets is dat gelukkig maakt, het is als een schat die je vindt, niet op verre zwerftoch ten maar in je eigen achtertuin, alleen, de mensen weten vaak niet wat hen gelukkig maakt. Ze bidden en wensen te baatzuchtig.

DE DROOM VAN DE SLAK

Lieve kinderen, er woonden eens dertien slakken op een sappige kool. Ze kropen van blad naar blad en smulden heerlijk. Op zekere dag zei een kleine slak: Als ik later groot ben dan wil ik het grootste huis van de wereld. Hij verstopte zich diep onder de koolbladen. Hij begon in zijn huisje te kronkelen, te draaien en te persen, en warempel, het lukte na enkele weken om het huisje te laten groeien. Het werd zo groot dat alle vriendjes zeiden: Jij hebt vast het grootste huisje van de wereld. Maar het slakje had de smaak te pakken. Het ging door met draaien en drukken tot het huisje zo groot werd als een meloen. Met zijn staart kon hij er zelfs torentjes op laten groeien en met kneden en knijpen verschenen er zelfs de prachtigste kleuren op. Langs vliegende vlinders riepen: "Kijk daar eens, een kathedraal, een circus". En de kikkers zeiden tegen elkaar: "Kijk, een slakje met een huis als een verjaardagstaart". Op zekere dag was de kool helemaal op. De slakjes gingen weg. Ze zochten een andere kool. Maar ons slakje met het grootste en mooiste huis van de wereld, dat kon zich niet bewegen. Zijn huisje was veel te zwaar geworden. Het had niets meer te eten. Het huisje brokkelde af. Voortaan moest hij slak zijn zonder huisje, want hij had veel te veel gewild. (Leo Lionni Het grootste huis van de wereld, Deventer 78)