Barmhartigheid wil ik (2014)

 

Overdenk goed wat dit wil zeggen: “Barmhartigheid wil ik, geen offers” (Mt. 9, 15). Barmhartigheid, de voornaamste inhoud van de verkondiging!

De onverwachte ontmoeting;

Was er een minuutje in ons leven anders geweest zijn, gans ons leven was anders. Onverwachte ontmoetingen bepalen onze levensagenda.

Is de roeping van de tollenaar Matteüs zo bruusk geweest als het evangelie vertelt en schilders ze hebben uitgebeeld? In de Romeinse kerk van Saint Louis des Français hangt een mooi schilderij van Caravaggio. Deze grootmeester schilderde de roeping van Matteüs. Jezus komt met een leerling in de kamer, waar Matteüs met vier kompanen aan tafel zit. Hij wijst met een gebiedend gebaar naar Matteüs. Er valt licht binnen. Een nieuw perspectief in het leven van deze man! Waar Jezus komt, brandt vuur en straalt licht. Paus Franciscus kent dit schilderij heel goed. Wanneer hij vroeger naar Rome kwam, verbleef hij niet zover af van de kerk, waar dit kunstwerk hangt. Hij houdt ervan omdat dit meesterwerk van Caravaggio zijn lievelingsevangelie uitbeeldt.

Kenden Matteüs en Jezus elkaar? Jezus was thuis in Kafarnaüm. Tollenaars inden er taksen op de karavanen, die vanuit Syrië het grensgebied binnenkwamen. Zij mochten cijns heffen op de vissen, die in het meer werden gevangen. Hadden de vissers uit het gezelschap van Jezus al met hem te doen gehad? Was de roep tot Matteüs doorgedrongen van wat Jezus in zijn Bergrede had afgekondigd en voelde hij aan dat daar de weg lag naar diep geluk?

Mee aan tafel

Matteüs volgde Jezus, maar gaf eerst nog een feest. Met een maaltijd dankte hij voor zijn bekering. “Wie zich tot God bekeert, omdat hij ontdekt heeft wie God is, voelt zich tegenover God verplicht. Hij zal vooral God heel dankbaar zijn. De toon van deze dankbaarheid uit zich in feestelijke liefde” (Antoine Vergote, “Tu aimeras le Seigneur ton Dieu”). Die maaltijd verheldert de roeping. Zij drukt uit waarom Jezus Mattëus roept. Jezus roept niet zozeer omdat hij mensen nodig heeft. Maar hij roept opdat de geroepenen zouden getuigen van de barmhartigheid van God, die in hen manifest wordt.

De maaltijd, waaraan Jezus met zijn leerlingen deelneemt, is een teken van Gods bezoek aan zondaars en tollenaars. Het is niet zozeer Matteüs die uitnodigt, maar wel Jezus.  Jezus is de gastheer en hij neemt alleszins de voorname plaats in. Dit is de symboolwaarde van deze bijeenkomst. De Jezus op het feest geeft een beeld van God, die barmhartig en liefdevol is. Jezus denkt in de lijn van Hosea. Die profeet sprak over de God van het Verbond, over God die liefde geeft en die liefde vraagt. Jezus brengt die God nabij.

Roeping, dit is bezocht worden! In een voordracht over de priester zei kardinaal Danneels: “Ieder priester voelt ergens dat zijn roeping hem van elders is gegeven. Hij heeft ze zonder enige verdienste in zich eens gevonden en pas daarna gecultiveerd. We kunnen er niets aan doen, maar we zijn ‘bezocht’ geweest.” Matteüs kreeg ‘bezoek vanuit den hoge’. Dit bezoek is een appèl, dat tot verandering leidt. Het heeft een weerslag op onze tijd en op ons zijn. Een roeping brengt ons in een nieuw netwerk.

Het bonte gezelschap

Matteüs volgt Jezus, die hem opneemt in de groep van de Twaalf. Jezus vermijdt uniformiteit in zijn kring. Hij roept de visser en de tollenaar. Omwille van dit contact met mensen, door anderen misprezen, kreeg Jezus het verwijt “een man te zijn in slecht gezelschap.” Dit stoort ons niet. Het is immers allemaal zo lang geleden. Maar Jezus betrekt ons vandaag in diezelfde dynamiek. Hij vraagt dat wij onze kring verruimen en dat wij, zoals hij, opkomen voor barmhartigheid. Dit maakt ons onwennig, want wij houden liefst van het gezelschap dat ons vertrouwd is! Wij willen zelf bepalen wie ons komt bezoeken. Wij beveiligen ons om niet door anderen gestoord te worden. Hoe denken wij over medechristenen, die in het spoor van Jezus aandacht vragen voor wie niet tot onze kring behoren? Hoe staan wij tegenover mensen van een andere cultuur? Wanneer en hoe spreken we met hen en over hen? Wat vinden wij van kerkasiel, van een regenboogkerk en van kerkwerk multicultureel samenleven? Raadpleeg: www.kms.be

 

Onze kijk op mensen

“Een man had zijn bijl verloren
en meende dat de zoon van zijn buurman deze had gestolen.

Telkens als hij de jongen zag, leek het hem alsof hij werkelijk de dief was.

Zijn manier van lopen, de uitdrukking van zijn gezicht, ·zijn manier van spreken, alles aan de jongen getuigde ervoor dat hij de bijl gestolen had.

Korte tijd later echter vond de man zijn bijl weer terug.

Toen hij de daaropvolgende dag de zoon van de buurman weer ontmoette,  kwam het hem voor alsof de jongen in geen enkel opzicht op een dief leek” (Naar een Chinese vertelling).

God beziet ons met een barmhartige blik. Wie van God houdt, mag in zijn barmhartigheid leven en deze doorgeven. Paus Johannes-Paulus II wijdde in 1980 zijn tweede encycliek aan de barmhartigheid en schreef: “De hedendaagse mentaliteit verzet zich tegen de God van barmhartigheid en probeert zelfs het begrip barmhartigheid uit het leven en uit het hart van de mens te verwijderen.” Die vaststelling van toen geldt nog vandaag. De kerk heeft als taak de barmhartigheid van God voorop te stellen en ze te beoefenen.

De barmhartigheid van Jezus uit zich vooral in zijn vergevingsgezindheid. We zullen vergeven omdat wij zelf vergeving van Hem hebben gekregen. Barmhartigheid wordt daadwerkelijk in de ‘werken van barmhartigheid’, zowel in de ‘geestelijke’ als in de ‘lichamelijke’ werken. Dag aan dag groeien hiervoor nieuwe roepingen. Een dame, pas op brugpensioen, helpt mee bij de sociale kruidenier, een winkel, waar mensen met een laag inkomen éénmaal in de maand inkopen kunnen doen. Ze werkt ook als vrijwilliger met Artsen zonder Vakantie.

Jezus die langs het water liep, hij komt misschien vandaag voorbij en roept ook ons, roept jou en mij” (Z. J. 562). 

“Erbarming mogen schenken is altijd een genade die onze ogen opent voor de anderen en ons de innerlijke kracht geeft om de werken uit te voeren” (Leven vanuit het Geloof, blz. 64-65).

Ga!

Het gesprek van Jezus eindigt met een opdracht aan elkeen van ons: “Ga in dankbaarheid omdat je barmhartigheid mocht ondervinden en straal op jouw beurt iets van die barmhartigheid uit.”

Als wij gaan in barmhartigheid, komt God in zijn barmhartigheid ons beslist tegemoet. “Wij gaan, wij moeten zoeken. Maar het laatste en het eigenlijke komt ons tegemoet, zoekt ons, weliswaar pas wanneer wij op weg gaan, wanneer wij het tegemoet gaan. En wanneer wij gevonden hebben, omdat wij gevonden werden, zullen wij ervaren, dat ons-tegemoet-gaan zelf reeds gedragen was door de kracht van de beweging, die op ons toekomt, de beweging van God naar ons. Genade noemt men dit gedragen zijn” (Karl Rahner).

Miserando atque eligendo. Dit is de spreuk, het motto van paus Franciscus. Hij ontleende ze aan een homilie van Beda de Eerbiedwaardige. Deze commentarieerde de roeping van Matteüs en schreef: “Jezus zag een tollenaar, en terwijl hij hem liefdevol aankek, koos hij hem en zeit tot hem: volg mij.” Sinds zijn pauskeuze heeft paus Franciscus al dikwijls uitgedrukt hoezeer de barmhartigheid hem raakt. Wij zijn allen zondaars, op wie de Heer zijn blik heeft laten vallen.